[Havart, Dr. Daniël]
HAVART (Dr. Daniël), geb. omstreeks het midden van de 17de eeuw, vertrok 14 Nov. 1671 met het schip ‘Cranensteyn’ voor de kamer Middelburg uit Zeeland naar Oost-Indië, alwaar hij 18 Mei 1672 te Batavia aankwam. In Dec. 1672 vertrok hij naar de kust van Coromandel, waar hij tot 1685 bleef, waarna hij repatrieerde en zich te Utrecht vestigde. Hij zou tusschen 1702 en 1718 overleden zijn. Hij was niet steeds als geneesheer werkzaam: zoo was hij in 1679 ‘Cassier en bediender der pakhuyzen in Golconda’. Havart had een eigenaardige en sombere liefhebberij: het dichten van grafschriften, welke afzonderlijk verschenen of in zijn andere geschriften in overvloed opgenomen werden. Van zijn hand zijn bekend: zijn hoofdwerk, getiteld Op- en ondergang van Coromandel in zijn binnenste geheel open en ten toon gesteld.... alsmede de handel der Hollanders op Coromandel, met een beschrijving aller Logien van de E. Compagnie op die landstreek. Ook op- en ondergang der Koningen, die zedert weynige jaren in Golconda, de Hoofdstad van Coromandel geregeerd hebben (Amsterd. 1693); vroeger verschenen: De Persiaansche Bogaard, naar Sadi's Rosarium (Amsterd. 1688); De Persiaansche Secretaris (Amsterd. 1689); P. Ovidii Nasonis Tristium lib. V., dat is de vijf boeken der Treurgezangen (Utrecht 1692). Dit laatste werk verscheen in 2en en 3en druk te Utrecht in 1702 en 1718 onder den titel: De treurende Ovidius (het troostdigt aan Livia, 4 boeken der Brieven van Pontius kust neevens de klaagende nooteboom uit het Latijn in het Nederduytsche rymtrant
overgeset; waarbij gevoegd zijn 100 uytgezogte grafschriften; voorts Hondert en vijftig Grafschriften (Rotterd. 1718). Ook vertaalde hij nog uit het Latijn Joh. Munniks, Practyk der Heelkonst, volgens de stellingen der oude en der hedendaagze geneesoftenaars (Utrecht 1693).
Zie over hem: L.S.A.M.v. Römer, Hist. Schetsen (Batav. 1921).
v. Römer