[Frijlink, Hendrik]
FRIJLINK (Hendrik), geb. 1 Sept. 1800 te Amsterdam, overl. 18 Dec. 1886 aldaar, bracht het door zijn flinken aanleg en buitengewone werkkracht van loopjongen tot uitgever, een uitgever, die zijn collega's - met wie de eenzelvige weinig in aanraking kwam - een voorbeeld was ‘in het behartigen van uitwendige vormen, van netheid, van smaak, van kunstgevoel’ zegt A.C. Kruseman. Na den plotselingen dood van zijn vader (1808), die in Alkmaar een armelijke, ondergeschikte betrekking had, verhuisde zijn moeder met drie kinderen in kommerlijken staat naar Amsterdam, waar verwanten den kleinen Hendrik voor hun rekening namen en wilden opleiden tot kweekeling. Als 14-jarige leek het dezen voordeeliger als kantoorlooper bij een advocaat te beginnen. Op diens zolder mocht hij snuffelen in jaargangen van Vaderlandsche Letteroefeningen en De Recensent, waardoor zijn zin voor boeken, opgedaan bij de boekenstalletjes, waar hij bij zijn boodschappen door de stad niet voorbij kon, groeide. In zijn vrije uren oefende hij zich in vreemde talen, zoo goed, dat de tot kantoorklerk bevorderde een paar uitgevers niet alleen bij de correctie hielp, maar ook aan vertalingen voor een maandschrift. Door zijn chef en diens vrienden geholpen, begon hij in 1823 een kleine boekzaak en trouwde.
Terwijl hij zijn dienst bij Mr. Sinderam aanhield, verzorgde zijn vrouw een kleine leesbibliotheek en 's avonds met hem de boeken van een leesgezelschap, dat hij had opgericht. Als goedkoop boekverkooper van prentenboekjes uit de tweede hand, wist hij weldra naam te maken. Zoo kwam hij er toe, zelf kinderlectuur te schrijven en uit te geven. 't Eerste was ‘de Historie van Klein Duimpje’ (prijs 15 ct.), waarvan spoedig een herdruk noodig was met als gevolg ‘Roodkapje’ en ‘Blaauw- baard’. Zijn succes bracht hem tot vertalen en uitgeven van verhalen, 3 dl. groot. Hij moest nu (in 1828) zijn kantoorwerk opgeven. De onvermoeide werker zette na 3 jaar werkens aan genoemde verhalen, die in 1832 verschenen, een nieuw plan op: een maandschrift met platen naast de drie bestaande (Vaderl. Letteroefeningen, Recensent en Letterlievend Maandschrift). In 1834 ververscheen de 1e afl. van Het Leeskabinet, mengel-