dam trok (voor zaken keerde hij er later slechts eens voor twee maanden terug) enz. Hij
beschouwde haar als de goede pleegmoeder waarvan Esdras spreekt in hfdst. 4:2. Antoinette Bourignon noemt Francken enkele malen in haar brieven. Het schijnt dat hij haar een tijdlang ongehoorzaam is geweest. Maar in een berouwvollen brief aan Antoinette uit 1674 vervloekt hij zijn verstand, dat de oorzaak was van zijn ‘afdwaling’, waarvoor hij door Antoinette zeer wordt geprezen. Op het laatst van zijn leven leed hij zeer aan dysenterie; het zwervende leven zal den eerzamen boekhouder trouwens ook geen goed hebben gedaan. Op 1 Nov. 1675 schrijft Antoinette, dat broeder F. zeer afneemt, zij gelooft dat hij het niet lang meer maken zal. Kort daarop werd hij met zeer veel praal begraven, nadat hij in het huis van Antoinette het tijdelijke met het eeuwige verwisseld had.
Francken moet de boeken van Antoinette in het Nederlandsch hebben vertaald, want Antoinette schrijft 13 Febr. 1677 aan den hertog van Holstein: ‘Monsr. Swammerdam corrigera bien la mesme en flament. Elle y a esté imprimé, mais il sembloit à Swammerdam, que le translat n'étoit assé correct. Il la peu corriger sur le translat de Francke, ou bien le translater de nouveau, si le trouve bon’.
Van zijn kinderen huwde zijn dochter Sara (ondertr. te Amsterdam 7 Jan. 1668) met Nicolaas Verlaen of van der Laen, een zoon van den doopsgezinden voorganger Dr. Joannes Verlaen (dl. IX, kol. 1196, aan het ald. medegedeelde moet worden toegevoegd, dat Verlaen de dichter is van vele religieuze gedichten, o.a. te vinden in Claas Stapel's Lusthof der zielen), een dochter Phebe met Laurens Pietersz. Block, een neef van Vondel.
Zie: Ant. von der Linde, Antoinette Bourignon (Leiden 1895), 77, 93-96, 193 (waarook Nic. Verlaan voorkomt), 195, 212; F. van Lennep, Oorkondenboek van Eeghen, 144 (genealogie-Block); Jaarboek Amstelodamum XXX (1933), 134, 135.
Wijnman