[Focquenbroch, Willem Godschalk van]
FOCQUENBROCH (Willem Godschalk van), geb. te Amsterdam tusschen 1630 en 36, overl. 1675 op de kust van Guinea, studeerde waarschijnlijk aan het amsterdamsche athenaeum in de medicijnen, waarin hij in 1662 aan de utrechtsche hoogeschool promoveerde. Hij vestigde zich in zijn geboortestad als geneesheer, doch kreeg er, te veel zijn losbandig studentenleven voortzettend, weinig praktijk. Thuis zittend, vermaakte hij zich met muziek en dichten in boertigen trant. Als eerste vertegenwoordiger van het burleske genre was hij in zijn tijd zeer gewild: van zijn volledige werken zagen binnen een eeuw acht uitgaven het licht (1665-1766). Zonder voldoende praktijk en met leege beurs kon de losbol het niet lang in Amsterdam houden; hij vertrok in 1667 of 68 naar de kust van Guinea, als fiskaal van de W.I. Compagnie, waar hij op het fort George del Mina een drukken post en goed inkomen had, maar een zeer eentonig leven. De negerinnen konden hem, die nog altijd droomde van zijn ‘Eranemite, schoone Son’ niet bekoren. Troost zocht hij op ‘de verdoemde plek’ bij den dominee, zijn boeken en ‘de Negen zusters van den Helicon’. Behalve minnedichten en ‘de Aeneas van Virgilius in zijn Sondaeghspack’ - een vertaling van Scarron's ‘Virgile travesti’ - later uitgegeven als Afrikaense Thalia of Het derde deel van de geurige zanggodin schreef hij er zijn Min in 't Lazarus-huys, zijn laatste en beste werk, een vertaling van Lope de Vega's Los Locos de Valencia (de gekken van Valencia). Waarschijnlijk leerde F. op de guineesche kust het Spaansch. Dit blijspel (Amst. 1674), 5 keer herdrukt, werd in de 18de eeuw door Duim en Corver nog met succes gespeeld,
welke eer ook te beurt viel aan F.'s eerste blijspel De Verwarde Jalousy, een bijna letterlijke vertaling van Molière's Le cocu imaginaire. Voor het eerst in 1663 (Amst.) verschenen, beleefde het ook 5 herdrukken, de laatste in 1871. De eerste twee deelen van bovengenoemde Geurige Sanggodin, ‘tot niemants dan tot mijn eigen vermaek gemaekt’ had F., de jonge dokter, ‘die liever vaerzen dan recepten schreef’, na drie kluchten en zijn eerste blijspel uitgegeven: het eerste in 1665 (Amst., 3de dr. 1675), bevattende het comisch heldendicht Typhon of de Reusenstrijt naar Scarron, benevens minnedichten en sentimenteele verzen; het tweede in 1666, waarin een berijming van Lucianus' Tymon, tooneelschewijs uitgebeelt met zestien uytkomsten. Reeds F.'s eerstelingen getuigen van gemakkelijk, kunstvaardig rijmtalent en rijke woordenkeus, te vaak verspild aan dubbelzinnige grappen en platte, ongekuischte taal.
Zijn miniatuurportret kwam voor in A. van Halen's Panpoeticon batavum.
Zie: Alle de werken van W.v. Focquenbroch. Verzamelt en uitgegeven door Abraham Bogaert. 2 dl. 1696, t'Amsteldam; (2de dr. 1709); Vaderl. Letteroef. (1868) I; W.L. van Hel-