duistere plaatsen in het boek van J. Bril. Dit werk wordt genoemd: een ‘pasquilleus gedicht, erger dan de meest bittere bestrijding’. Jan van der Kodde (zie in dit deel in voce) heeft Bril tegen hem verdedigd. Ook schreef van Eeke een grafdicht op Christoffel Wenzing (zie in dit deel in voce). Nog staat op zijn naam een werkje, dat met denzelfden titel ook op naam van Dirk Rafaelsz. Camphuysen (dl. II, kol. 293-298) wordt gesteld: Vale mundo enz. Het verscheen het eerst in 1620, in tweeden druk in 1650, ook te Amsterdam in 1684. Eindelijk moeten wij noemen: Krommenie verbrand Ao. 1702, den 22 July, en uyt zijn assche herboud, en de vergaderplaats der Doops-gezinde de eerste maal geopend, Ao. 1703, den 17 May, op Hemelvaardsdag (Amst. 1703).
Zie: C.B. Hylkema, Reformateurs, eerste stuk (Haarl. 1900), 18 v., 113, tweede stuk (Haarl. 1902), 6, 22 (aant. 43), 36 (aant. 76), 354, 386-403; J.C. van Slee, De Rijnsburger Collegianten (Haarl. 1895), 169, 406; Catalogus... van de bibliotheek der Ver. dpgz. gem. te Amsterdam (Amst. 1919), 150, 234, 237, 251, 256, 279; Doopsgezinde Lectuur III (Sneek 1858), 199; J.J. van Doorninck, Bibliotheek van Ned. anonymen en pseudonymen ('s Gravenh.-Utr. [1870]), no. 4596 (ook op kol. 730); dez., Vermomde en naamlooze schrijvers II (Leid. 1885), kol. 565; S. Blaupot ten Cate, Gesch. der Doopsgez. in Holland enz. I (Amst. 1847), 348 (aant. 1); Inventaris der archiefstukken bij de Ver. dpsg. gem. te Amsterdam (niet in den handel) II (Amst. 1884), no. 2036.
Knipscheer