burgerkwartieren; 9 Juli 1682 gedeputeerde der stad; 23 Dec. 1683 legde hij rekening af over het slaan der duiten; 3 Jan. 1686 werd hij met den schepen Gerard Frans Bosman benoemd tot commissaris van het 6e kwartier der stad om toezicht te houden op het herstellen der straten. Den 6. Maart 1692 werd tot provisor der kathedrale kerk aangesteld in plaats van wijlen den schepen Joannes Reinerus Duprée de licentiaat en schepen Jan Baptist Cruysancker en in zijn plaats tot provisor van het armenweeshuis de raadsverwant Leonardus Cox. Hij was te Roermond den 19. Oct. 1669 gehuwd met Anna Catharina Bucken (ged. te Venlo 18 Febr. 1650, overl. te Roermond 3 Dec. 1734, dochter van Jacobus Bucken en Catharina Cuypers), waarvan o.a. Caspar Jacobus (ged. 4 Febr. 1677, huwde 5 Febr. 1699 Cunera Janssens; met hun zoon Joannes Reinerus, overl. 18 Oct. 1787, stierf de familie uit); Thomas (ged. 7 April 1681), kapelaan der kathedrale kerk en rector van het altaar van het bakkersgilde.
Zie: A.F. van Beurden, Familie Duprée of Du Prée in Limburg's Jaarboek VI (1898-99), 15-16; dez., De Handelingen van den Magistraat der stad Roermond 1596-1696 in hetz. Jaarb. IX (1903), 190, 192, 194, 195, 199, 202, 210; Elisabeth F.J. Adriaanse, Lijst van de namen van burgemeesters van Roermond in Gedenkboek ter gelegenheid van het zevenhonderdjarig bestaan van Roermond als stad (1932), 127; over Thomas; Jos. Habets, Geschiedenis van het bisdom Roermond III, 44.
Verzijl