[David, Gerard]
DAVID (Gerard), schilder, geboren omstr. 1450-60 te Oudewater, overleden 13 Aug. 1523 te Brugge. De berichten over zijn geboorte te Oudewater zijn tamelijk vaag; het eene is afkomstig van Sanderus, die vermeldt dat Isenbrant een leerling is Gerardi Davidis Veteraquensis; het andere stamt uit een verzameling grafopschriften, waar o.a. ‘Gheeraerdt Davidts gheboren van Oudewater’ genoemd wordt. Archivalische mededeelingen komen uit Brugge, waar Gheerardt Jans f. (filius) Davidt in het gilde opgenomen wordt en er het geld betaalt, dat een vreemdeling verschuldigd is. In het gilde is hij op den voorgrond getreden; hij wordt althans in 1487-88, in 1495-96 en in 1498-99 tot ‘Vinder’ benoemd. In 1501-02 wordt hij zelfs deken. Kort na 1496 is hij in het huwelijk getreden met Cornelia Cnoop, de dochter van den deken van het goudsmidsgilde.
Het is waarschijnlijk, dat hij reeds in Holland zijn schildersopleiding heeft gehad, al is daar niets over bekend. Wanneer hij in 1484 te Brugge begint te werken, vindt hij daar Memlinc, die er een eerste plaats inneemt. David ondergaat er aanvankelijk niet alleen den invloed van Memlinc, doch ook dien van Jan van Eyck, Rogier van der Weyden en Hugo v.d. Goes. Hij maakt zelfs copieën naar hun werk. Het resultaat van al die inwerkingen is vrij verwarrend. Doch allengs weet hij een persoonlijke uitdrukkingswijze te vinden. Hij komt in Brugge tot aanzien en krijgt opdrachten van de stad. Van 1487-98 heeft hij verschillende stukken voor de schepenzaal van het brugsche raadhuis gemaakt. Na den dood van Memlinc in 1494 wordt zijn kunst steeds meer gewaardeerd. In 1508 vinden wij hem als lid van de broederschap van O.L. Vrouw van den droogen boom, wat ook van welstand getuigt. Een ander bewijs hiervoor vinden wij in de donatie van een schilderij voor het hoog-altaar van het Carmelitessenklooster Zion in 1509, waarop hijzelf en zijn vrouw staan afgebeeld. In den kloosterinventaris van 1537 staat uitdrukkelijk vermeld, dat het stuk geschilderd en geschonken is door meester Geeraat David. Hij moet nauwe betrekkingen met het klooster gehad hebben, want in 1521 kan hij het klooster geld leenen, dat hij voor zijn dood terugontving.
In 1515 komt hij in Antwerpen en wordt daar in de Gildeboeken vermeld als meester Gheraert