den werkenden stand’, stichtte verschillende zondagsscholen en hield bijbellezingen. Zelfs te Parijs, waar hij jaarlijks eenigen tijd voor zaken was, arbeidde hij gedurende dien tijd onder de nederlandsche werklieden. In 1871 besloot hij zijn zaken te liquideeren en te Lausanne te gaan studeeren voor predikant. Met zijn geheele gezin trok hij daarheen en in 1876 werd hij door de waalsche commissie toegelaten tot de evangeliebediening in de Ned. Herv. Kerk. Bij de kleine waalsche gemeente te Groningen beroepen, aanvaardde hij 3 Juni 1877 daar den dienst. Gedurende 16 jaar heeft hij veel gedaan aan christelijksocialen arbeid. Hij was een geboren evangelist, een man niet van bespiegelingen, maar van de practijk. Drankbestrijding, traktaatverspreiding, leniging van armoede hadden zijn gansche hart. Zijn lokaal in de Baresteeg was hem niet genoeg. In 1887 stichtte hij in de Groote Bergstraat ‘Bethel’, een ruim lokaal met woning, dat hem ruim ƒ 8000 kostte, en stelde hij een tweeden evangelist aan. Over zijn arbeid schreef hij in het tijdschrift Bouwsteenen, 1886-87.
Zie: S.D. van Veen, François Daubanton in Groningsche Volksalmanak (1894), 89; J. Vinhuizen, Stads- en Dorpskroniek van Groningen (Bolsward 1935), Register.
Wumkes