me adolescentem rhetoricae studiis vocantem illo magistro optinmo recte peramanterque instituerit adeptum aetatem et absentem ad hanc diem semper voluntate animo prosecutus sit amarit amet’, waaruit volgt dat genoemde Jezuïet Crevenna's leermeester is geweest. Ferrarius heeft een zijner boeken aan Crevenna opgedragen.
Crevenna's bibliotheek werd nog tijdens het leven van den eigenaar om onbekende redenen verkocht, met uitzondering echter van eenige zeldzame en van bijna alle bibliografische werken, daar Crevenna over den oorsprong der boekdrukkunst een werk wilde schrijven. De titel van den verkoopscatalogus luidt Catalogue des livres de la bibliothèque de Mr. Pierre Antoine Bolongaro-Crevenna (Amsterdam chez D.J. Changuion & P. den Hengst libraires dans le Kalverstraat, 5 dlr. 1790), bevattende veel kortere noten en aanteekeningen dan de vroegere catalogus. In 15 jaren was de bibliotheek zoozeer vermeerderd, dat deze tot de uitmuntendste particuliere bibliotheken behoort, welke ooit gevormd zijn. Vooral belangrijk waren de hebreeuwsche boeken en zeldzame hebreeuwsche bijbels, voorts de zeldzame italiaansche uitgaven, 1050 incunabelen en 260 meest perkamenten handschriften. De genoemde catalogus in 8o in 5 dln., bestaat op 4o papier (het 5e deel is daar ten onrechte als sixième volume aangeduid), waarvan een 25-tal exemplaren werden gedrukt met een lofdicht van Hier. Bosch. Een enkel exemplaar van den catalogus in 8o bevat een lijst van de 1500 boeken en handschriften, die waren opgehouden en alsnog voor vastgestelde prijzen te verkrijgen waren.
Bij zijn dood liet Crevenna een handschrift na, getiteld: Histoire de l'origine et des progrès de l'imprimerie; het is onbekend waar zich dit thans bevindt. Het restant van Crevenna's boekerij, dat nog een belangrijke verzameling vormde, werd in 1793 geveild; de verzameling bevatte de boeken, die waren opgehouden in 1790, talrijke bibliografische werken en een bijzonder volledige collectie over de Jezuïeten. De catalogus was getiteld: Catalogue de la bibliothèque de feu Mr. Pierre Antoine Bolongaro Crevenna, qui sera vendue publiquement à Amsterdam (1793) en bevat geen aanteekeningen. De collectie Jezuïtica bracht slechts ƒ 200 op, terwijl de belangrijke verzameling van 513 facsimilé's van oude drukken, door Crevenna voor zijn ontworpen werk over de drukkunst verzameld, voor slechts ƒ 150 werd verkocht.
Toen Crevenna stierf - volgens Saxius op 57-jarigen leeftijd - liet hij zes zoons en twee dochters na uit zijn eerste huwelijk. In 1784 was Crevenna hertrouwd met Agatha Cornelia Dommer, uit het bekende katholieke amsterdamsche, thans geadelde geslacht van dien naam; uit dit huwelijk werden echter geen kinderen geboren. De erfgenamen verkochten in 1794 het huis van Crevenna voor ƒ 55.500 aan Pierre le Dantu, een handelaar ‘in meubilaire goederen’. In den franschen tijd was het staatssecretarie, terwijl er sinds 1823 de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in was gevestigd. Ten slotte werd het gebouw, bij de oudere Amsterdammers nog welbekend, in 1921 afgebroken; het z.g. geldkantoor in zeer modernen stijl verrees op de plek en op die der afgebroken belendende perceelen.
Van zijn portret bestaat een prent door R. Vinkeles(?).
Zie: Wyttenbach, Bibliotheca critica (Amst. 1783) II, 4, 134; Christ. Saxius, Onomasticon VIII (1803), 410, 411; Bornstahl, Reise door Europa V, 416; Konst- en letterbode (1789, 1790).; F. Muller, Catalogus van de