[Coenegracht, Christiaan]
COENEGRACHT (Christiaan), geb. 29 Juni 1755 te Maastricht, overl. 18 Aug. 1818 aldaar, begr. in de voormalige parochiekerk te St. Pieter, burgemeester van Maastricht, zoon van Nicolaas C. en Anna Catharina Goesens.
Hij had aan de hoogeschool te Leuven in de wijsbegeerte en rechtsgeleerdheid gestudeerd, maar hij was in zijn vaderstad koopman, toen deze op 3 Nov. 1794 door de Franschen veroverd werd. De overheerschers vestigden te Aken een centraal bestuur van de landen tusschen Rijn en Maas, ingedeeld in arrondissementen, en men wist Coenegracht over te halen om zitting te nemen in het arrondissementsbestuur van en te Maastricht, geïnstalleerd 3 Dec. 1794 in het voormalig Statenhuis.
Bij het verdrag van den Haag in Mei 1795 zijn Staats-Vlaanderen, Staats-Limburg en Staats-Gelre door de Bataafsche Republiek aan Frankrijk afgestaan en reeds op 1 Oct. d.a.v. werden de Zuidelijke Nederlanden (België) in 9 departementen ingedeeld en bij de Fransche Republiek ingelijfd. Maastricht werd de hoofdplaats van het departement Neder-Maas. In dit tijdperk heeft Coenegracht weer openbare ambten bekleed, o.a. was hij griffier van het crimineel departementsgerecht te Maastricht, lid van den Raad der Prefectuur, en 18 Maart 1808 werd hij door keizer Napoleon tot maire of meier van zijn geboorteplaats benoemd. Hij was als zoodanig de opvolger van P.E. Monachon, die de opvolger was van E. Jos. Lefebvre, den eersten maire. Maire Coenegracht was niet overmatig franschgezind en heeft gedurende dien moeilijken, bewogen tijd met tactvol beleid de stad bestuurd.
Bij de overgave der stad aan den Souvereinen Vorst der Nederlanden op 5 Mei 1814 werd de geheele regeering voorloopig gehandhaafd, bepaaldelijk maire C. als burgemeester C. Hij is burgemeester gebleven tot de bestuursvernieuwing door koning Willem I op 16 Mei 1815. Een jongere kracht, A.C. Membrede, is hem toen als eerste burgemeester opgevolgd, terwijl Coenegracht uit erkentelijkheid benoemd werd tot raadslid, hetgeen hij tot zijn dood toe gebleven is.
Het nieuwe stadsbestuur werd 3 Juni plechtig geïnstalleerd door een gedelegeerde van den gouverneur van Brabant, waaronder Limburg voorloopig ressorteerde, bij welke gelegenheid de aftredende burgemeester C. den commissaris voor diens waardeerende woorden, tot hem gericht, vooreerst hartelijk dankte en dan ongeveer vervolgde: Na een meer dan 7-jarige regeering, die mij als het ware werd opgedrongen en waarvoor ik mijn huiselijke belangen zonder vergoeding moest opofferen, leg ik mijn burgemeesterlijke waardigheid af. Mijn regeering was niet vrij van