[Borselen, Henric van]
BORSELEN (Henric van), heer van Vere, Sandenburch, Vlissingen, Westkapelle, Domburg, Brouwershaven, enz., graaf van Grandpré, door tijdgenooten: monsieur de la Vere geheeten; geb. omstr. 1395, overl. op Sandenburch 15 Maart 1474, zoon van Wolfert V van Borselen en van Hadewich van Borselen (van Brigdamme).
Hij was een der meest vooraanstaande edelen uit de 15e eeuw. Bij het overlijden van zijn vader was hij nog zeer jong en stond lang onder voogdij (v. Mieris, IV, 190-193 en 263). Als ‘de joncheer van der Veer’ komt hij in 1423 onder de raden van den hertog voor (v. Mieris, IV, 697).
In 1426 was hij bij den strijd van Brouwershaven en werd toen tot ridder geslagen: in hetzelfde jaar was hij stadhouder (v. Riemsdijk, Tresorie, 308) en opperste kapitein over Zeeland (v. Mieris, IV, 833). In 1428 toen negen raden en rekenmeesters van Holland, Zeeland en Friesland werden aangesteld, was H.v.B. een der ‘Negenen’ (v. Riemsdijk, a.v. 332). In 1433 raad van den hertog (v. Mieris a.v. 932) en in 1436 rentmeester-generaal van Zeeland (v. Mieris a.v. 1088). Omstreeks dezen tijd rustte hij verscheidene koopvaardijschepen uit voor den handel over zee; en 1438 was hij bevelhebber over de vloot in den oorlog tegen de Hanze-steden; hij verdreef de vijandelijke schepen uit de zee en voerde bij die gelegenheid den bezem in de masten. Waarschijnlijk om deze en dergelijke gewichtige diensten, den lande bewezen, nam hertog Philips hem op den kapitteldag, in Dec. 1445 te Gent gehouden, onder