[Bock, Théophile de]
Bock (Théophile de) schilder, geb. 14 Januari 1851 te 's Gravenhage, overl. te Haarlem den 12en November 1904. Zijn eerste poging om in het maatschappelijk leven te slagen, als ambtenaar bij de Holl. Spoorwegmaatschappij, is spoedig mislukt, daar hij er na korten tijd ontslagen werd, omdat hij te veel aandacht besteedde aan zijn liefhebberij: het schilderen. Deze liefhebberij wordt zijn levenswerk. Zijn leermeesters waren J.W. van Borselen en J.H. Weissenbruch. Van den laatste vooral heeft hij veel geleerd. Een groot succes voor hem was, dat op een tentoonstelling zijn schilderij gekocht werd door Jacob Maris, aan wien hij later een boek zou wijden. De moderne fransche kunst wekt in hevige mate zijn belangstelling op, zoodat hij naar Barbizon vertrekt. Het zijn vooral Corot en Rousseau, die indruk op hem maakten. In het bosch van Fontainebleau heeft hij hard gewerkt. Als hij weer in Holland komt, vestigt hij zich in den Haag, waar hij veel in de duinen schildert. Dikwijls vlucht hij weg om heelemaal buiten te zijn en dan trekt hij naar Gelderland, waar hij zwerft door de bosschen en over de hei. Zijn voorkeur gaat naar de bosschen uit, al heeft hij ook gezichten op het water geschilderd, waarin vooral de invloed van Jacob Maris voelbaar is. Die liefde voor het bosch brengt hem er toe zich in 1895 te Renkum te vestigen. In 1902 keert hij weer naar de duinen terug, doch