echter door zijn overheid niet goed gevonden en hem voorgeschreven weder bij de Jezuïeten terug te keeren. Dit vernemende vluchtte Bloemaert naar Calcar en schreef aldaar boekjes met leugenachtige berichten tegen de Jezuïeten en hun regels, meenende daar ongestraft te blijven. Hierdoor werden velen van de Orde afgekeerd en werd groote opspraak veroorzaakt. Eindelijk zag Bl. zijn fouten in en reisde naar Rome, waar hij op wettige wijze uit de Orde werd ontslagen, na een rouwmoedige schuldbekentenis. Op 31 Jan. kwam Bl. te Haarlem terug en kreeg na eenigen tijd verlof van de Staten van Holland om als wereldsch priester en ontslagen Jezuïet werkzaam te zijn, nadat eerst bezwaren waren gemaakt op grond van het Placaet tegen de Jezuïeten. In 1636 stichtte Bl. de Statie van S. Anna in de Koksteeg. Een andere stichting van dezen pastoor, genaamd ‘Het geestelijk kantoor’, heeft tot doel een wekelijksche uitdeeling van brood, brandstof en geld aan behoeftige katholieke vrouwen, dat nu onder toezicht van Burgemeester en Wethouders van Haarlem door een bestuurder wordt beheerd, in het 17de eeuwsche huisje in de Lange Veerstraat no. 19, genaamd het Broodhuis. Bl. was bevriend met Vondel, die halve een grafschrift, nog twee andere gedichten op hem maakte en tijdens diens laatste ziekte aan Bl. opdroeg zijn gedicht Onderwijs van het geloofshoofdpunt der II. Drijeenigheit. Bl. had met zijn vriend Joan Albert Ban, rector van het haarlemsche Begijnhof, ook omgang met Descartes, vooral de muzick bracht hen samen. In 1650 heeft Bl., die een welsprekend prediker was, zijn preeken uitgegeven onder den titel: Christelijke Aenwijzinge op 't Evangelie der Zondagen ende Feestdagen des loopenden Jaers. (Amsterdam, Paulus Matthijsz.),
met een Voorreden en mededeelingen over zijn leven. Het telt 1052 bladzijden folio.
Zijn portret is gegraveerd door J. Suyderhoeff naar het door J. Verspronck geschilderde, dat berust bij den bestuurder van het ‘Kantoor’.
Zie: Bijdragen Geschiedenis van het Bisdom Haarlem, versch. dln. en dl. XVIII, 87, dl. LII, 1, dl. LIII; Sterck, Oorkonden over Vondel en zijn kring (Bussum 1918).
Sterck