Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10
(1937)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 79]
| |
patricisch geslacht, waartoe o.a. ook Dirk Evertsz van B. behoorde (1639-81), schepen en burgemeester (1675) in zijn geboortestad en raad ter admiraliteit van Zeeland, die bekend gebleven is door zijn Beschrijvinge der stad Delft (en Delfland), alsmede Diederik van B. (1711-63) die zich door zijn huwelijk met een gorkumsche burgemeestersdochter een plaats in de magistratuur dier stad verwierf en Memoriën heeft nagelaten (ed. Th. Jorissen in Werken Historisch Genootschap 1887). Onze Pieter, zoon van Abraham v. Bl., burgemeester van Delft en Maria Gribius, studeerde te Leiden in de rechten en in de wis- en natuurkunde, waar zijn eigenlijke neiging naar uitging, zooals ook blijkt uit zijn dissertatie De Aggeribus (Over de dijken), waarop hij in 1744 promoveerde. In 1752 werd hij tweede, daarna eerste pensionaris van Delft. Hij sloot zich bij de Oranje-partij aan en stond in de gunst van den hertog van Brunswijk. Als zoodanig werd hij in 1766 de voornaamste ontwerper van de beruchte Acte van Consulentschap (zie art. Brunswijk-Wolffenbüttel in dit deel), waarbij hij den Prins nog meer aan den hertog had willen binden dan in het definitieve stuk gebeurd is. Toen 5 Nov. 1772 raadpensionaris Pieter Steyn overleed, lag het dan ook voor de hand, dat Willem V uit het hem voorgestelde drietal (behalve van B. nog van Berckel, pensionaris van Amsterdam en Daniel Ras, raad van Alkmaar en afgevaardigde dier stad in de Staten van Holland) den delftschen pensionaris koos. Van B. stelde drie voorwaarden, 1e dat hij vrij zou zijn om te bedanken, wanneer hij wilde, 2e dat hij zijn eed op zijn instructie zou mogen afleggen op dezelfde wijze als zijn voorgangers en 3e dat hij het curatorschap van de leidsche universiteit, waartoe hij in 1759 benoemd was, zou mogen behouden. Bij een resolutie van 27 Nov. 1772 benoemden de Staten van Holland hem tot raadpensionaris en op 1 Dec. d.a.v. volgens het gebruik eveneens tot pensionaris der ridderschap (Nieuwe Nederl. Jaerboeken, 1772, II). In 1774 werd hij bovendien benoemd tot grootzegelbewaarder, stadhouder en registermeester der Leenen van Holland en W. Friesland. Aan de door den hertog van Brunswijk, die toen in feite de staatszaken leidde, in hem gestelde verwachtingen heeft hij niet beantwoord. Hij volgt, hij leidt niet. Karakterloos, eerzuchtig en geletterd, toont hij meer belangstelling voor de verschillende letterkundige en geleerde genootschappen, waarvan hij lid of directeur was, dan in de zaken van staat. Als het verzet tegen Willem V, Brunswijk en de Oranje-partij in het algemeen toeneemt, zwenkt van B. mee. In 1780 wordt hij op zijn manier ‘patriot’, en dat hij in 1782 nog weer herbenoemd is, dankte hij uitsluitend aan het ontbreken van een geschikten of bereidvaardigen tegencandidaat. Na den val van den hertog in 1784 komt hij geheel onder invloed van de Gijselaar en van Berckel, de leiders der patriottenpartij. Toen de Pruisen in het land kwamen, heeft hij willen vluchten, maar de Staten van Holland, vreezende, dat hij met de zegels de wijk zou nemen naar Amsterdam, hebben hem de vlucht belet. Na de restauratie in 1787 neemt hij opnieuw zijn draai en presideert hij de Statenvergadering, die Willem V in al zijn waardigheden herstelde, zoo goed als hij de vergaderingen gepresideerd had, waarin die waardigheden waren beknot. Het helpt hem echter niet, vooral de wraakzuchtige prinses heeft bewerkt dat hij, toen in Nov. 1787 zijn derde vijfjarige ambtstermijn juist afliep, niet is herbenoemd. Hij legt 9 Nov. het ‘lastig en drukkend pak’ neer, tot het einde toe vast in zijn | |
[pagina 80]
| |
onvastheid, want hij neemt afscheid met een rede, waarin hij den lof zong van de nieuwe toestanden en van den Prins, bestemd om ‘het aanminnig gebied te voeren over de harten van eene vrije Natie’ (Blok, Gesch. van het Nederl. Volk. 2e dr. (1914), III, 632). Hij blijft curator van de leidsche hoogeschool tot aan zijn dood, 29 Oct. 1790, bij zijn echtgenoote, Geertruida Anthonia, geen kinderen achterlatende. Er bestaat een afbeelding van v. B. uit 1789 door R. Vinkeles, alsmede een door J.E. Liotard. Van de eerste is een reproductie te vinden in de geïllustreerde edities van Wagenaars Vaderlandsche Historie. Voorts prenten door W. van Senus naar J.E. Liotard, Bogert en Vinkeles, A. Schouman, A. Hulk, en een teekening van A. Schouman. Zie: Colenbrander, De Patriottentijd 3 dln. (1897-99) en de oudere lit. Romein |
|