[Baert, Mr. Adriaen]
BAERT (Mr. Adriaen) werd 28 April 1646 te Alkmaar geboren als derde zoon van Jacob Baert, raad en burgemeester te Alkmaar en Catharina Kessel. Hij overleed te Delft 30 Mei 1698.
Den 21. Sept. 1665 werd hij te Leiden als jur. stud. ingeschreven en promoveerde aldaar 13 Juli 1668 op een Disputatio de testamentis ordinandis (22 Theses).
17 Juli 1668 werd hij beëedigd als advocaat voor den Hove van Holland en vestigde zich omstreeks 1673 in die qualiteit in zijn geboortestad, alwaar hij van 1674-1680 het schepenambt waarnam en in 1680 weesmeester was. Den 15. Augustus 1682 werd hij tot pensionaris van Alkmaar aangesteld en verscheen geregeld ter Dagvaart. Wegens zijn bekwaamheden werd hij meermalen in commissies gekozen. Zoo werd hij door de Staten van Holland in hun vergadering van 16 Febr. 1684 gecommitteerd met de heeren Franco van der Goes en Simon van Beaumont om naar aanleiding van den twist tusschen den Stadhouder en de stad Amsterdam over den onderschepten brief van den Graaf d'Avaux, te Amsterdam de papieren der stad en te 's Gravenhage die van den pensionaris Mr. Jacob Hop met hun eigen zegels te verzegelen en onder bewaring te stellen van den amsterdamschen burgemeester Mr. Joan Huydecoper van Maarseveen. In 1685 maakte hij deel uit van een commissie door de Staten van Holland benoemd om een onderzoek naar de misbruiken bij de admiraliteit op de Maze in te stellen.
Het zal dan ook niet bevreemden, dat deze kundige man na den dood van den Raadpensionaris Caspar Fagel en het plotseling overlijden van diens voorloopigen plaatsvervanger Michiel ter Hoor met Heinsius en Burgersdijk in 1689 op de voordracht tot Raadspensionaris geplaatst. werd. Heinsius verkozen zijnde, volgde Adriaen Baert dezen 1691 als pensionaris van Delft op.
Naar men wil, is hij de auteur van de drie eerste hoofdstukken in de Beschrijving van Delft, 1729, bij Renier Boitet uitgegeven.
Hij huwde te 's Gravenhage 27 April 1670 Bartha van Wouw, dochter van Jan, schepen te 's Gravenhage, en hertrouwde te Delft 24 Jan. 1696 Margaretha van Hoogenhouck, dochter van Pieter, raad en burgemeester van Delft.
Zijn drie kinderen waren: Cornelia, ongehuwd overleden te Delft 8 Maart 1693; Henrica, 25 April 1703 gehuwd met Mr. Willem van Zwicken, secretaris der weeskamer te Leiden, en Mr. Jacob Baert hiervoren genoemd (dl. II, kol. 74).