1907 eervol emeritaat verkreeg. Hij was een zeer gezocht prediker, vooral in de friesche jaren. Hoewel kenner en beminnaar van de mineralogie en volkenkunde, richtte zich zijn arbeid voor de pers uitsluitend op de theologie. Van zijn hand verschenen: Het koningschap des menschen. Eene lezing (Kampen 1873); De bestemming der vrouw (1875); De morgenstond van Jezus' leven (Heusden 1878); Jezus laatst vaarwel (Heusden 1879); Keerpunten in Jezus' geschiedenis. Voordracht (Leeuw. 1880); De kleine Profeten voor de huiselijke godsdienstoefening bewerkt (Leeuw. 1881); Van Adam tot Abraham (Heusden 1882); Jezus' leer (Heusden 1883); De Mozaïsche wet (Heusden 1883) Kort Begrip van den raad Gods, ons in de Schriften geopenbaard. In vragen en antwoorden (Leeuw. 1884); Paulus' Evangelie (Kampen 1885); Herinnering aan onze dooden (Leeuw. 1885); Handleiding bij de beoefening der gewijde geschiedenis, 2 dln. (Leeuw. 1886-88); Kort Begrip der Chrislijke belijdenis. Houd wat gij hebt. Toespraak gehouden te Assen, ter opening van de Synode der Chr. Geref. kerk op 13 Aug. (Winterswijk 1888); Uit de Schriften (Kampen 1892); Vermaning en vertroosting (Leeuw. 1893); Vragen en antwoorden over de Bijb. Geschiedenis (Leiden 1894); Paulus' brief aan de Efeziërs voor de gemeente bewerkt (Leiden 1894); Zaadkorrels (Leeuw. 1896); Kerkelijke samensmelting (Leeuw. 1899);
Johannes' Evangelie aan de gemeente toegelicht (Leiden 1900); De gemeenschap der heiligen (Kampen 1902); Het Evangelie naar de beschrijving van Lukas aan de gemeente toegelicht (Leiden 1902); Paulus' tweede brief aan de Corinthiërs, aan de gemeente uitgelegd (Leiden 1903); Paulus' brief aan de Romeinen, met de gemeente gelezen (Kampen 1904); Paulus' beide brieven aan Timotheüs toegelicht (Leiden 1904); De Brief aan de Hebreeën, aan de gemeente toegelicht (Kampen 1906); Pastorale brieven (Kampen 1907); Paulus' brief aan de Colossensen aan de gemeente verklaard (Kampen 1907); Bloemlezing uit ‘De Avondster’ (Kampen 1908). Na zijn overlijden werden nog uitgegeven: Vademecum Pastorale (Kampen 1910) en Uit de Heilsfontein (Kampen 1914). Deze geschriften kenmerken zich door een schoonen vorm. Menig fragment zou een bloemlezing van religieus proza niet ontsieren. Vele jaren was de auteur medewerker van het weekblad De Bazuin, en behoorde hij tot de redactie van de maandschriften Evangelische Getuigenissen (1862), De Zendeling (1869), De Avondster (1876), De Vrije Kerk (1883). De chiliastische denkbeelden, waaraan hij niet vreemd was en de milde evangelische gezindheid, die zijn geschriften ademen, brachten hem meer dan eens in moeilijkheden met de meer steile Calvinisten, maar werden ten slotte getolereerd om zijn hoogstaande persoonlijkheid. Een tijdgenoot oordeelt aldus over
hem: ‘Hij is een der leiders geweest van het gereformeerde leven in de tweede helft der vorige eeuw; een van die eigenaardig getypeerde persoonlijkheden uit de tweede generatie van de mannen der Scheiding, die vooral door eigen vorming den rijkdom van geest wisten te ontplooien, en wier oorspronkelijkheid niet teloor gegaan was door een opleiding, uniform voor allen. Zoowel in zijn prediking als in zijn geschriften wist hij de vrucht van zijn diepgaand Schriftonderzoek mee te deelen in litterair-artistieken vorm.’ Hij was voorzitter der vereenigde synode te Amsterdam, die 17 Juni 1892 de Chr. Geref. Kerk en de Geref. Kerken in één kerkverband samenbracht.
Zijn portret in Christelijke Encyclopaedie voor het Nederl. volk (Kampen 1925) I, 112.
Zie: A. Brummelkamp, In Memoriam in Handboek ten dienste van de Geref. Kerken in