[Zeper, Jan]
ZEPER (Jan), geb. te Leeuwarden 10 Nov. 1736, overl. te Hahn (hertogdom Holstein-Oldenburg) 26 Apr. 1801, was de zoon van Dirk Jansz. Zeper en Magdalena Wopkes. Hij erfde in 1765 een zeepziederij van zijn vader en stichtte te Lekkum (gemeente Leeuwarderadeel) een oliemolen. Bovendien had hij een houthandel en was hij eigenaar van een meestoof, wier concessie in 1775 verlengd werd. Het verbouwen van meekrap ging evenwel in Friesland minder voorspoedig dan in Zeeland, zoodat zij in 1785 stil gezet werd. In de overige takken van bedrijf was hij gelukkiger.
Hij geraakte bevriend met C.L. van Beyma (dl. VIII, kol. 94) en was met hem een van gevoelen over de noodzakelijkheid van verandering van het friesche bestuur. Zij richtten te Leeuwarden een vrijkorps op, hun handteekeningen zijn de eerste in de akte van oprichting van 23 Juli 1785. Hij steunde van Beyma financieel en nam deel aan den franeker opstand en aan de bezetting der friesche steden in het Zuidwesten, doch toen hun legertje teniet ging na de komst der Pruisen in Sept. 1787, vluchtte hij naar Duitschland. Hij zette zich eerst te Altona in Holstein neder, waar ook zijn vrouw en jongste kinderen heen trokken. Die kinderen bracht hij in 1788 naar Leer, waar zij door zijn zoon Pieter (die volgt) werden afgehaald. Hij kocht in het laatst van dat jaar voor 5500 Louis d'or de heerlijkheid Hahn en is daar tot zijn overlijden blijven wonen, hoewel hij sedert 1795 dik-