[Wylich, Christoffel van (1)]
WYLICH (Christoffel van) (1), heer van Huet, Grubbenvorst en Baersdonck, overl. 18 Juni 1521, begr. te St. Agatha bij Cuijck, zoon van Gadert (die volgt) en Jutta v. Bylant, was oppermaarschalk, bezwoer 1451 met hertog Ernst Johan van Cleef de privilegiën der kerk te Emmerik, was drost van Gennep 1489-1521, kwam 1489 en 1490 voor in een geschil tusschen de abdij Grafenthal en de schepenen van Goch, wegens de latenschappen in der Leempt, bezegelde 1510 de landsvereeniging tusschen Gulik, Cleef en Berg, huwde met Lyffard Schenk van Nydeggen (overl. 29 Aug. 1484, begr. te St. Agatha bij Cuijck), dochter van Johan, drost van Middelaer, en Irmgard van Schoenauwen. Zijn zoon Otto volgt.
Zie: de eerste twee bronnen bij zijn vader vermeld; Robert Scholten, Das Cistercienserinnenkloster Grafenthal zu Asperden, oorkonde no. 309; M.J. Janssen, Grafzerken in de kloosterkerk te St. Agatha bij Cuijck in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg (1900), 138-140; H. Ferber, Das Geschlecht Schenck von Nydeggen in Maasgouw (1898), 64.
Verzijl