[Wijk, Johannes Abraham Gerth van]
WIJK (Johannes Abraham Gerth van), geb. te Wijk bij Duurstede 27 Aug. 1837, overl. te 's Gravenhage 23 Dec. 1907. Hij studeerde te Utrecht in de godgeleerdheid en werd predikant te Eemnes-binnen 18 Aug. 1861, te Kampen in Juli 1866, te Groningen in Aug. 1872, te 's Gravenhage in 1874; emeritus 1 Mei 1902. Hij werd 21 Juni 1859 doctor in de godgeleerdheid op: Specimen historico-theologicum, exhibens historiam ecclesiae Ultrajectinae Romano-Catholicae, male Jansenisticae dictae (Traj. ad Rh. 1859). Nog in 1890 schreef hij over hetzelfde onderwerp in de Stemmen voor Waarheid en Vrede (1890, 1227 enz.): De hoop der bisschoppelijke klerezie in 1774 verijdeld. Zijn afscheidspreeken te Kampen, Groningen en 's Gravenhage zijn uitgegeven, evenals de preek, in 1901 gehouden toen hij 40 jaar predikant was, en enkele andere gelegenheidsreden. Hij was medeoprichter van de Unie ‘De school met den Bijbel’, en heeft veel voor het bijzonder onderwijs gewerkt. Bekend is zijn omwerking van J.A. Wylie's
Geschiedenis van het Protestantisme (Leid. 1884-1889), en van Kurtz' Leerboek der Kerkgesch. (1904). Uit laatstgenoemd werk ontwierp hij een Examinatorium in de kerkgesch. In Herzog's
Realencyclopaedie (1883 en 1903) leverde hij artikelen over de Jansenisten en de Holl. Kerkelijke Statistiek, Is. da Costa, het Haagsche Genootschap en ‘Christo Sacrum’; ook vele bijdragen in verschillende tijdschriften, en enkele andere werkjes. Onder zijn toezicht verscheen een nieuwe uitgave van Flavius Josephus, Joodsche Oudheden (Leid. 1884-87) en een vertaling van J. Cumming, De Gesch. der aartsvaders (1896).
Zijn portret komt voor in De Schatkamer (1908), 16.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. III, 229-231; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl., 119, (1910) Bijl., 155, (1912) Bijl., 148, (1914) Bijl., 152; Brinkman's Catalogus van boeken, enz. (1850-82), 414, (1882-91), 190, 277, (1891-1900), 163, 241, (1901-10), 341, 586.
Knipscheer