hij zich toe op de patrologie en de kerkelijke geschiedenis; 1578-80 onderwees hij de godgeleerdheid te Innsbruck, werd toen door den aartshertog Ferdinand van Oostenrijk naar Rome gezonden en wist bij paus Gregorius XIII te bewerken, dat Tyrol tot een afzonderlijke provincie der Franciscanen werd verheven; hij werd ook tot eersten provinciaal dezer provincie gekozen. Toen hij in 1584 naar de Nederlanden was teruggekeerd, werd hij achtereenvolgens gardiaan te St. Truyen, Antwerpen enz. en in 1618 op het generaal kapittel te Salamanca tot algemeen diffinitor der Observantie gekozen. Van zijn hand verscheen in 1609 te Antwerpen bij Joannes Moretus het werkje: F. Henrici Seduli ex Ordine Minorum, Diva Virgo Mosae-Traiectensis, De Civitate Mosae Traiectensi et Divae Virginis Imagine etc. Hij droeg het 3 Mrt. 1609 op aan den maastrichtschen magistraat en ontving uit erkentelijkheid en als belooning 40 Philippusdaalders. Cornelius Thielmans, gardiaan te Maastricht, gaf in 1612 bij Jan Maes te Leuven een nederduitsche vertaling ervan uit. Herdrukken verschenen te Brussel in 1753 bij Franciscus T'Serstevens en in 1834 te Maastricht bij A.J. Koymans. De schrijver behandelt hierin den oorsprong der stad Maastricht, de brug over de Maas, de prediking van het H. Evangelie door den H. Maternus en diens opvolgers tot en met den H. Servatius en den oorsprong van het klooster en de kerk der Franciscanen te Maastricht.
Zie: Servais Dirks, Histoire littéraire et bibliographique des Frères Mineurs de l'observance de St. François en Belgique et dans les Pays Bas (Anvers 1885), 132 en volgende; Maasgouw (1898), 73-74, waar de volledige titels der werkjes staan vermeld.
Verzijl