Bat. 1799). Het eerste werk dat hij te Leiden ter perse deed gaan was een Verhandeling over de Koninklijke waardigheid en Opperheerschappij van Jezus Christus (Amst. 1799). Grooten naam bezorgde hem zijn Compendium Theologiae Christianae (Lugd. Bat. 1808), dat tweemaal werd herdrukt (1814, 1827). Hoe de exegese beoefend moest worden, toonde hij zijn leerlingen in Annotationis ad loca selecta N.T. specimina (1810-12), in Animadversiones de usu verborum cum praepositionibus compositorum in N.T. (1818-21), en Joh. Chrysostomi Selecta, Graece et Latine, cum praef. et annott. (Lugd. Bat. 1827-30), 2 vol.
Van 1815-20 vervulde hij ook de taak van academieprediker. Als zoodanig publiceerde hij: Leerredenen bij bijzondere gelegenheden en eenige andere ('s Grav. 1819). In 1816 aan den hoogbejaarden Wijttenbach als bibliothecaris toegevoegd, verkreeg hij na diens dood in 1820 den titel van eersten bibliothecaris. Van 1809-33 was hij mededirecteur van het Haagsche genootschap. Herhaaldelijk ontmoet men hem als prae-adviseerend lid in de synode. Oraties van hem behandelen het navolgende thema: De J.A. Ernestio, optima post H. Grotium duce et magistro interpretum (1804); De populari Religionis Christ. disciplina ex legitimae Sacrorum Librorum interpretationis fonte praecipue haurienda (1809); De commodis et emolumentis, e singulari Principum Europaeorum, in Religione Christ. his temporibus profitenda, consensu, sperandis (1817); In memoriam beneficiorum Dei, in munere publico cum Ecclesiastico turn Academico, decem lustra feliciter gesto, in se collatorum (1828). De laatste oratie was een herdenkingsrede van zijn 50-jarig ambtsleven in kerk en gehoorzaal. In 1827 ging zijn emeritaat in. Hij was gehuwd met vrouwe H.A. Noordink, met wie hij ruim 54 jaar het echtelijk leven heeft gedeeld.
Zijn portret is gegraveerd door J.W. Caspari en L. Springer.
Zie: W.B.S. Boeles, Frieslands Hoogeschool en het Rijks Athenaeum te Franeker (Leeuwarden 1879) II, 620-626; J Nieuwenhuis, Annales Acad. L.B. (1833-34), 24, 33, 34; W.A. van Hengel, Memoria Joannis van Voorst (Lugd. Bat. 1834); Glasius, Godgel. Nederland III, 544-549; J. Prins en A.A. ter Hoeven, Iets ter gedachtenis van den hoogl. J. van Voorst in N. Chr. Maandschr. VII, no. 10, (1833); Chr. Sepp, Proeve eener pragm. gesch. der Theologie in Nederland, passim; Molhuysen, Gesch. Univ. Bibl. Leiden (1905), p. 47 vv. en verdere opgave bij Boeles en Glasius.
Wumkes