[Vollenhoven, Mr. Jan Messchert van]
VOLLENHOVEN (Mr. Jan Messchert van), geb. te Amsterdam 6 Oct. 1812, overl. te Bloemendaal 8 Juni 1881, was de zoon van Antonie Jan van Vollenhoven, bierbrouwer, en Maria Wilhelmina Backer.
Hij studeerde eerst te Amsterdam van 1829 tot 1830, en daarna te Leiden, waar hij 11 Mrt. 1830 werd ingeschreven en 17 Dec. 1834 in de rechten promoveerde op een dissertatie, getiteld: De exigua vi, quam philosophia graeca habuit in efformanda jurisprudentia Romana.
Hij zette zich als advocaat in zijn geboorteplaats neder. Op 16 Sept. 1838 werd hij benoemd tot substituut-griffier bij de arrondissements-rechtbank te Amsterdam, op 12 Mei 1842 tot substituut-officier van justitie bij die rechtbank.
Hij werd 9 Sept. 1851 tot lid van den raad van Amsterdam en onmiddellijk tot wethouder gekozen. Hij verkreeg nu ontslag als substituut-officier. Op 10 Aug. 1852 werd hij in het district Amsterdam tot lid der Provinciale staten van Noord-Holland gekozen, en op 23 Febr. 1853 viel de keuze zijner medeleden voor lid van Gedeputeerde staten op hem. Hij moest dientengevolge ontslag nemen als wethouder. Hij behoorde tot de anti-revolutionnaire partij, maar was meer conservatief dan anti-revolutionnair.
Nadat Amsterdam in vrij korten tijd 3 nieuwe burgemeesters gehad had, hoopte men een burgemeester te bekomen, die niet als zij andere betrekkingen zou ambieeren (twee waren minister, een was lid van den Hoogen Raad geworden), maar dat zijn groot fortuin hem aan Amsterdam zou binden, terwijl men wist, dat hij een werkzaam man was. Zoo werd hij tot algemeen genoegen bij Koninklijk besluit van 10 Apr. 1858 tot burgemeester benoemd met ingang van 15 d.a.v. Hij bleek evenwel geen krachtige figuur te zijn en niet opgewassen tegen de groote taak om aan het hoofd te staan van een stad, die juist in dien tijd begon op te bloeien. Daar de meerderheid in den raad zoowel als in de Staten nog conservatief was, was er weinig oppositie, en werd van Vollenhoven zelfs 23 Mrt. 1864 tot lid van de Eerste Kamer gekozen. Niet lang daarna verzocht hij, daar het burgemeesterschap hem te zwaar werd, ontslag, dat hem eervol verleend werd.
Toen de anti-revolutionnaire partij in macht gewonnen had, en de hulp der Roomsch-Katholieken verkreeg, werd van Vollenhoven in het district Utrecht tot lid der Tweede Kamer gekozen. Bij zijn periodieke aftreding 4 jaren later verzocht hij, niet in aanmerking te komen en werd hij