de troepen van Lodewijk XIV zich van de stad meester maakten. Op verzoek van den angstigen protestantschen magistraat, bood hij, in toga en tusschen twee offlcieele personen in, den franschen bevelhebber de sleutels der stad aan. Hij werd met de grootste voorkomendheid ontvangen en verkreeg de verzekering dat, alleen reeds om zijnentwille, den burgers geen letsel zou geschieden. Het protestantsche stadsbestuur was hem dan ook zeer welwillend gezind, waartoe zijn groote bescheidenheid niet weinig bijdroeg. In hetzelfde jaar dat de Franschen de stad verlieten, overleed hij.
Zie: Arch. aartsb. Utr. III, 97.
Kleijntjens