[Verbrugge, Otho]
VERBRUGGE (Otho), geb. in den Haag 1670, overl. 1745.
In 1697 werd. hij hoogleeraar in de oostersche talen te Lingen; in 1717 ging hij over naar Groningen, waar hij college gat over ‘de hebreeuwsche oudheden en taalkunde; de chaldeeuwsche, Syrische en rabbijnsche dialecten; de Mischna Maccoth en Gemara Avodah Zarah; de kanselwelsprekendheid; de kerkgeschiedenis en de theologia naturalis’. Hij besteedde al zijn tijd aan zijn onderwijs, zoodat hij weinig gepubliceerd heeft. Het zijn slechts de Observationes philologicae de nominum Hebraeorum plurali numero (1730), benevens drie academische redevoeringen, waarvan de eerste handelt De situ Paradisi, de tweede De navigatione Ophiritica en de derde De statu Judaeorum tempore exsilii Babylonici.
Zie: Acta Saecularia Ac. Gron. (1814), 96; Glasius, Godgeleerd Nederland III i.v.; Alb. Stud. Ac. Gron. 624; J. Nat, De studie van de Oostersche talen in Nederland in de 18e en de 19e eeuw (1929), 111.
Nat