den juisten dag van zijn dood 11 Aug. Tijdens de vacantie bracht hij zijn dagen door in het klooster der Augustijner-kanunniken van Bethlehem bij Leuven, waar hij de Complementa artis et scientiae Raymondi Lulli verklaarde. Ook de abdijen Park en Vlierbeek bezocht hij dikwijls. Paquot vermeldt verscheidene werken in handschrift van H. de Campo, waarvan nog eenige bewaard worden in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Zie: v.d. Gheyn, Catal. bibl. Royale III, 327, no. 2177: Heimericus de Campo Opera; II, 343, no. 1432: H. de Campo Quaestiones XXXIX; II, 307, no. 1386. Enkele zijn later, toen de boekdrukkunst meer algemeen werd, uitgegeven.
Paquot vermeldt: 1e Problemata inter Albertum Magnum et S. Thomam ad utriusque opinionis intelligentiam multum conferentia edita a dissertissimo viro Heimerico de Campo artium et theologie professore eximio (Colon. 1490 en 1517.) De eerste uitgave wordt beschreven in Hain, Repertorium Bibliographicum (1827), II, no. 4302.
2e. Promptuarium argumentorum disputatorum inter Lilium Albertistam et Spineum Thomistam (Colon. 1492, 4o).
3e. Reparationes naturales philosophiae secundum processum Albertistarum et Thomistarum (Colon. 1492).
Uit deze werken blijkt, dat hij met recht genoemd werd ‘Summus Albertista’. Onder zijn handschriften merkt men vooral op: H. de Campo, Apologia cur recesserit a concilio Basileensi et Eugenio IV Papae adhaeserit. Het traktaat Pro inclusione canonicorum regularium teekent zijn vriendschap met de windesheimsche kanunniken en het traktaat De laude solitudinis voor Bethlehem in het bijzonder. Een brief van Dionysius den Kartuizer aan H. de Campo: De Pueris anno 1458 catervatim euntibus ad S. Michaelem toont zijn betrekkingen met den grooten asceet van Rijckel. De naam Heimericus de Campo blijft ook verbonden aan de stichting van het college van den H. Geest voor de theologanten te Leuven. 5 Juni 1445 namen de beide professoren H. de Campo en Joh. Varenacker in naam van de faculteit der theologie de schenking aan voor de stichting van een huis ter eere van den H. Geest voor studenten in de theologie. Hij had ook een voornaam aandeel in het opstellen der statuten voor de faculteit der theologie. Zijn traktaat Determinatio de indulgentiis werd waarschijnlijk opgesteld, toen hij op last der universiteit de predikatiën van twee monniken moest onderzoeken, beklaagd van valsche leerstellingen te verkondigen over de aflaten.
Heimericus van de Velde stichtte een studiebeurs voor een student in de wijsbegeerte in den Borght, bij voorkeur voor zijn bloedverwanten of voor inwoners van Son, Breugel en nabijgelegen plaatsen, zegt Coppens, Nieuwe beschr. bisdom den Bosch I, 361. Deze stichting wordt niet vermeld door Val. Andreas, Fasti noch door Reussens.
Hij bezat het pastoraat te Rosmalen bij 's Hertogenbosch en bewerkte de inlijving dezer kerk bij het kapittel van St. Jan te 's Hertogenbosch, 1451. In deze kerk bezat hij een kanunnikdij volgens Coppens, 1453. Mogelijk is dat de kanunniken, Arnoldus de Campo, rector scholarum in den Bosch omstr. 1456, en diens broeder, Joannes de Campo, kanunnik van St. Oedenrode, sedert 1441 officiaal van het dekenaat Cuyk, zijn bloedverwanten waren. De Nouv. biogr. Génér. (Paris Didot 1855) vermeldt hem VII, 389 als Heimeric de Campen geb. te Kampen in Overijssel, professor te Leuven.
Zie: Paquot, Mémoires hist. litt. des Pays-Bas V, 131-139 en de talrijke aangeduide schrijvers;