de hervorming. Dientengevolge stond hij aan veel vervolging bloot en moest meer dan eens de wijk nemen naar het buitenland. In het najaar van 1556 ging hij uit vrees voor de inquisitie met zijn zonen naar Parijs, waar hij den geheelen winter bleef. Toen hij vernam dat Adriaen van Haemstede, predikant der nederlandsche vluchtelingengemeente te Londen, wegens geneigdheid tot wederdooperij in Nov. 1560 geschorst en daarna geëxcommuniceerd was, schreef hij 16 Mei 1561 aan zijn halven broeder Jan, ouderling der gemeente, een brief, waarin hij het voor den uitgeworpene opnam en hem, den onrechtvaardig behandelde, krachtig verdedigde. Jan U. liet dat schrijven niet onbeantwoord, zooals blijkt uit een tweeden brief van Karel aan hem, gedateerd 4 Sept. 1562. Beide brieven zijn opgenomen in de bij dit artikel gevoegde literatuur. Volgens het Biographisch woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa behoorde hij met zijn twee zonen (lees: met twee zijner zonen ?) waarschijnlijk tot de edelen die 18 Juni 1569 voor den bloedraad gedaagd werden, op straffe van eeuwigen ban en verbeurdverklaring van al hun goederen. Onder het schrikbewind van Alva - hij leed toen aan blindheid - zag hij zich genoodzaakt met zijn familie naar Düsseldorf te vluchten. Hij wordt ons beschreven als een aanzienlijk, invloedrijk en vermogend edelman, hoogst beschaafd en in nauwe betrekking staande met de coryphaeën der letterkundige en godgeleerde wereld. Hij was getrouwd met Anna de Grutere, jongere zuster van Elizabeth (zie beneden onder Nicolaas Utenhove (1)), daarna met zekere Margaretha. Pijper gist dat zij Margaretha Rijms heette. Hij heeft acht kinderen gehad: zes zonen en twee dochters; hun namen worden opgegeven zoowel in het Kerkhist. archief III, 228, als in De Navorscher XXI, 60. Medegedeeld wordt het volgende van godsdienstzin getuigende
grafschrift, door hem op zichzelven vervaardigd: ‘Ecce nunc in pulvere dormio; et exspecto donec veniat immutatio mea. Redimet enim Dominus animas servorum suorum; et creatura liberabitur a servitute corruptionis, in libertatem gloriae filiorum Dei. Reposita est haec spes in sinu meo’. Twee brieven van Melanchthon aan Karel U. zijn bewaard gebleven.
Zie: Archief voor kerkel. gesch., inzonderheid van Nederland VI (Leid. 1835), 44 de aant., 51, 73- 76, 148-150 (afdruk brief 16 Mei 1561); F. Pijper, Jan Utenhove (Leid. 1883), 3, 6, 47, 168 aant. 2, 211-212, 249, Bijl. XLVIII-L (afdruk brief 4 Sept. 1562), LXIV, LXXVII-LXXXIV.
Brinkerink