[Ulft, Frederik heer van (1)]
ULFT (Frederik heer van) (1), vermeld 1344-1361, overl. 25 Mei 1361, zoon van Evert (2) en van Mechteld van den Berg, was heer van Ulft en Spaldorp, erfmaarschalk van Gelder; 14 Oct. 1344 als raad van hertog Reinoud III, bij de bevestiging der privilegiën van Doeshorg; 19 Febr. 1353 bij een uitspraak in een oneenigheid tusschen de priesters en kerkmeesters te Gendringen; ridder zijnde hield hij in den oorlog met Bronckhorst de Hekerensche zijde en sneuvelde 25 Mei 1361 in den slag bij Tiel. Zijn echtgenoote Mechteld Stecke schonk hem de volgende kinderen: Evert (3) (zie artikel); Goossen, vermeld met zijn broeder Evert, 15, 23 April en 15 Juni 1369 bij de schenking van het goed tot den Bivanghe aan het klooster Bethlehem; 1381 getuige van zijn broeder Evert, toen deze zijn huis Ulft aan graaf Adolf van Cleef verpandde; 1391 vijand van de stad Deventer; 22 Maart 1411 getuige, als zijn neef Frederik van Ulft, knape, zijn huis Ulft open huis van den hertog van Gelder maakt; Mechtild; Aleidis, kostersche in het klooster Bedburg 1412.
Zie: L.A.F.H. van Heeckeren, Het geslacht Ulft in Heraldieke bibliotheek 1883, 35-37.
Verzijl