[Ulft, Evert heer van (1)]
ULFT (Evert heer van) (1), vermeld 1285-1292, gesproten uit het geslacht van Hekeren, nam, daar hij met Christina, erfdochter van Ulft (bij Gendringen) huwde, den naam van Ulft aan. Hij schonk 20 Juni 1285 land te Rekken aan de kerk van het klooster Bethlehem, was 1292 borg voor zijn broeder Wi1lem. Zijn kinderen waren: Evert (2) (die volgt); Willem, heer van den Swanenboreh in de gemeente Gendringen (zijn nakomelingen noemen zich daarom van den Swanenborch), 1333 met zijn broeders Everardus en Jacobus vermeld, ambtman te Aspel, 30 Maart 1345 getuige van Walram, aartsbisschop van Keulen, toen deze de tollen van Rhijnberk aan het domkapittel verpandde, 1353 bij een uitspraak van den heer van den Berg ('s Heerenberg); hij leeft nog 1358.
Zie: L.A.F.H. van Heeckeren, Het geslacht Ulft in Heraldische bibliotheek 1883, 31-32, 47-48.
Verzijl