daardoor getroffen. Willem van Holland verklaarde, dat de Ooster- en Westergoërs den Keizer niet mochten huldigen, daar hij zelf hun heer was.
Jan van Beieren, die in Holland kwam te regeeren bood zijn hulp aan, welke de Schieringers in een vergadering te Staveren aannamen, terwijl zij hem als heer erkenden (ook de ommelander, groninger en oostfriesche Schieringers).
Focko Ukena plunderde au (1418) Dokkum, nam het blokhuis te Esumerzijl en brandschatte de Schieringers, die hij toen als hollandsche partij beschouwde - tusschen Staveren en Gerkesklooster. In 1419 wisten de Stad-Groninger Vetkoopers van den schadelijken rijksban af te komen door de huldiging van Utrechts bisschop Frederik van Blankenheim (tot nu hadden zij zich meestal luttel om den bisschop bekommerd). De bisschop gaf ook vriendelijke toezeggingen aan de Ommelander Friezen, die niet onder zijn kerkgezag stonden. Van dien tijd af ontwikkelde de stad Groningen zich reusachtig. Te Deventer en Kampen hadden verzoeningspogingen van wege den Keizer plaats, maar ten slotte mislukte alles, daar de Vetkoopers niets wilden weten van de herstelling der Schieringers in de ambten. Bovendien begeerden zij de vernietiging van het verbond met Utrechts bisschop. Van 1419 tot 1434 had keizer Sigismund te veel met de Hussieten te stellen om zich verder met de friesche twisten in te laten. In 1420 landde de Vetkooper vloot onder Focko Ukena te Hinlopen en versloeg de Schieringers onder Sicko Sjaerda en nam talrijke gevangenen. Bij het beleg van Sloten was Focko minder gelukkig, daar Hollands graaf Jan van Beieren, die door de Schieringers gehuldigd was, ter hulp snelde.
Nog in 1420 verzoende Hollands graaf, die zijn gezag gaarne over de stad Groningen wilde uitbreiden en zelfs de friesche Ommelanden en Oost Friesland tusschen Eems en Weser begeerde, zich met Ocko Kensma (thom Broecke). Weldra waren Holland en Utrecht nu in oorlog.
Munsters bisschop, onder wien officieel de friesche Ommelanden en het friesche Oldambt stonden, werkte zijn ambtgenoot van Utrecht zooveel mogelijk tegen. Eind 1420 benoemde Holland Hendrik van Renesse tot Generaal-kapitein en rentmeester van al 's graven landen van Oost Friesland tusschen Staveren en Weser (zoo geheeten in tegenstelling met West Friesland of Noordelijk Holland).
In 1421 verbrak de stad Groningen de overeenkomst met Sicko Sjaerda, de Schieringers en Holland.
Sjaerda's 12-jarig zoontje werd gijzelaar in Groningen en stierf daar in gruwzame gevangenschap. Ten gevolge van dezen moord huldigden nu alle Schieringers tusschen Vlie en Lauwers en alle schieringer ballingen van Weser tot Lauwers den hollandschen graaf te Staveren (April 1421).
In hetzelfde jaar (1421) hadden te Grietzijl en den Briel onderhandelingen plaats tusschen Jan van Beieren, Ocko Kensma of thom Broecke, Sybet Papinga uit Rustzinger Friesland en Groningens burgemeester over verzoeningen en vrede in de friesche landen tusschen Weser en Marsdiep. Overeengekomen werd, dat Holland tusschen Vlie en Lauwers vestingen zou mogen aanleggen en dat verder Friesland tusschen Lauwers en Weser zou blijven gelijk te voren. Vrije handel en wandel werd van weerskanten beloofd, de Friezen zouden in elkanders gewesten en streken vrij en ongehinderd kunnen verkeeren. Ocko Kensma of thom Broecke behield Emden, werd kamerheer van Hollands graaf en kreeg het recht om met 8 paarden en 7 bedienden aan het hof