[Sytzama, Mr. Willem Hendrik baron van]
SYTZAMA (Mr. Willem Hendrik baron van), geb. te Driesum, gemeente Dantumadeel, 14 Febr. 1763, overl. te Kollum, gemeente Kollumerland, 5 Apr. 1842, was de zoon van M.P.D. van Sytzama en C.M. van Heemstra. Hij studeerde aan de universiteit te Groningen, waar hij als student in de rechten werd ingeschreven 4 Febr. 1782, terwijl het onbekend is, of hij daar of elders tot j.u. dr. gepromoveerd is.
Hij werd in 1785 lid der admiraliteit van Harlingen en in 1792 raadsheer in het provinciaal gerechtshof van Friesland. Hij was door de familie bestemd als echtgenoot zijner volle nicht C.J. van Heemstra; de geschiedenis zijner pogingen, na dat zij verloofd was met W.A. van Haren (dl. VIII, kol. 693), zijn aldaar medegedeeld.
Hij werd 8 Juli 1795 met 7 zijner ambtgenooten als raadsheer afgezet; 4 raadsheeren bleven nog tot Febr. 1796 in functie.
Toen hét huwelijk in 1797 gesloten en aan van Sytzama bekend geworden was, heeft hij geen pogingen tot het stuiten daarvan meer in het werk gesteld.
Hij bleef ambteloos totdat hij in 1811 benoemd werd tot lid van den conseil départemental van het departement Frise.
Na de bevrijding werd hij 6 Apr. 1814 tot lid der Nationale Vergadering en 1 Sept. 1815 tot lid der Tweede Kamer benoemd. Verder werd hij in 1817 benoemd tot grietman van West-Dongeradeel. Uit deze betrekking werd hij in 1825 op zijn verzoek eervol ontslagen en bij zijn periodiek aftreden tegen Oct. 1826 verzocht hij den Staten, niet voor een herkiezing als kamerlid in aanmerking te komen; hij werd 8 Juli vervangen.
Hij bleef na zijn ongelukkige liefde ongehuwd, en zette zich in 1825 te Kollum neder.
Hij werd in 1814 in den frieschen adel opgenomen en in 1822 werd hem de titel baron toegekend.
Zie: L(ouise) E(ngelberts), Een vergeten proces (Utr. 1925).
Ramaer