van den beroemden Cornolius Valerius van Oudewater (dl. V, kol. 992). Tijdens zijn studie in de rechten was hij de huisgenoot van zijn professor Joh. Wamesius van Luik, overleden 1591 en sinds 1555 hoogleeraar.
In de opdracht van zijn uitgegeven werk: Godescalci Stevvechii Husdani De particulis linguae latinae lib. I. (Col. Agr. apud haer. Arn. Birckmanni 1580 en 1617) doet hij zich kennen als leeraar en opvoeder van eenige adelijke jongelingen, zooals: Maximilianus en Antonius Bernardus, zonen van Willem Bernardus van Doornik en Maria Wijtz; van Joh. Willem, zoon van den heer van Spangen, en van diens bloedverwant, Walram van Haeften. Het werk is opgedra en aan de broeders van Maria Wijtz, Joannes, heer van Bouchardery, Paulus en Lambertus Wijtius, adellijke heeren in Vlaanderen. Het bevat een carmen (1 blz.) van Gerardus Dalanthus, medicus van Heusden; een tetrastichon van J. Ant. Barvicius (Baardwijk?); een hexastichon van zijn vermelden leerling Max. Bern. In 1580 verbleef Steewech te Keulen, waarheen hij na 1578, toen de Calvinisten in de Nederlanden heerschten, de wijk genomen had. Van daar begaf hij zich naar Toul en Langres. Een aanbod van den gezant Jul. Strozzi, een aanlokkelijke betrekking, wees hij van de hand, maar hij nam een zetel aan als hoogleeraar aan de universiteit te Pont-Mousson. Hij was een geleerd man, die goed op de hoogte was van zijn tijd en vertrouwd met de geschiedenis der oudheden, gebruiken en rechten van Grieken en Romeinen. Hij schreef in zeer zuiveren en zwierigen stijl het Latijn, zooals blijkt uit zijn werken. Hij overleed te Trier, waarheen hij zich begeven had om de bibliotheken te raadplegen. Ten onrechte noemen sommige schrijvers hem leeraar te Trier. Hij telde vele vrienden onder de geleerde filologen en humanisten van dien tijd: Justus Lipsius, Alb. Pighius, Canter, Modius, Suffridus Petri, Strozza, enz. Franco Estius van Gorkum schreef een gedicht voor de uitgave van het werk: Flavii Vegetii de re militari libri IV. Access. Sex. Julii Frontini stratagematon libri IV et in eosdem Franc. Modii notae, et G.
Stewechii conjectanea. Aelianus de instruendis aciebus. Modestus de vocabulis rei militaris. Castrametatio Rom. ex historiis Polybii, latinitate donata ab Jano Lascari, etc. Accessit G. Stewechii in Fl. Vegetiurn commentarius (Antv. ex off. Chr. Plantini 1585 4o). De commentaar in dit werk is herhaaldelijk gedrukt. Steewech betaalde aan Plantijn voor deze uitgave 100 gl. en 17 st. op voorwaarde dat hem een zeker aantal exemplaren verstrekt werden. Nog verscheen bij Planten 1586: Godescalci Stewechii Heusdani in L. Apuleii opera omnia quaestiones et conjecturae. In queis praeter castigationes infinitas, ritus prisci observati, explicati. Accesserunt quoque aliorum doctorum virorum in eundem scriptorem emendationes (Antv. Chr. PI. MDLXXXVI).
De Biogr. nat. Belg. XXIII, 764 en andere schrijvers geven op als datum dezer uitgave van Plantijn 1584. De Annales Plant. vermelden alleen als eerste editie 1586. Het werk was opgedragen aan Hermannus van Bourgondië, heer van Sommelsdijk, en bevat blz. 5-6 Carmina van Janus Guielmius en Gerardus Dalanthus med. in Heusden.
Zijn werk: Arnobii disputationum adversus gentes libri VII (Antv. J. Trognaesius 1604), was reeds voltooid 1587, doch verscheen eerst na zijn dood. De bekende Jezuïet Rosweijde schijnt de zorg voor het drukken op zich genomen te hebben, zooals blijkt uit een brief. De opdracht was gericht aan den abt van Sint Maximinus O.S.B. van Trier, Reynerus.