de geschiedenis zijner vaderstad; hij was dan ook geen nieuweling in het vak, toen de stedelijke regeering hem in het jaar 1866 benoemde tot ambtenaar ter secretarie, belast met de regeling en het toezicht op de oude archieven. Door den gemeenteraad tot stadsarchivaris benoemd, ging hij aan het werk om een inventaris der archieven te maken. Eenige jaren later volgde zijn benoeming tot rijksarchivaris van het oud-Geldersch archief van het voormalig Overkwartier. Het resultaat van zijn arbeid als archivaris legde hij hoofdzakelijk neder in zijn: Inventaris van het oud archief van Roermond, 4 deelen in 8o, van 422, 462, 424 en 452 blz., zonder de tafels (Roermond, J.J. Romen 1868-84). Ook gaf hij met F.J.J. de Sain, rechter te Roermond, nog uit den: Inventaris van de registers en stukken afkomstig van de voor December 1795 bestaan hebbende gerechtelijke en andere lichamen, welke zich bevinden in het archief der arrondissementsrechtbank te Roermond (Roermond, J.J. Romen, 1879, 4, 20 blz.). Voorts leverde hij verschillende opstellen en bijdragen in den Almanak van het arrondissement Roermond (1872-75), het Jaarboekje van Limburg (1873), Provinciale almanak van Limburg met adresboek (1876-87), Maasgouw (1879-80). Verder gaf hij uit in de Publications de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg de volgende opstellen en verhandelingen: Narratio de obsidione et expugnatione Ruraemundae anni 1637, VIII (1871), 353-378; Geschiedkundige schets van het oud begijnhof te Roermond, XI (1874), 163-219; Het necrologium der adellijke abdij van O.L.V. Munster te Roermond, XII (1875), 169-280; Memorieboek van het voormalig klooster van den H. Geest te Roermond, XIV (1877), 25-144;
De vrijheerlijkheid en de vrijheeren van Dalenbroeck bij Roermond, XXVI (1889), 76-166.
Zie: Jos. Habets, Necrologie van Jan Baptist Sivré in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XXVI (1889), 465-469, gevolgd door een lijst zijner geschriften, eveneens overgedrukt in Maasgouw (1889), 205-206.
Verzijl