[Septius, Mathias]
SEPTIUS (Mathias), geb. te Peer, zoon van Denijs Mathijssen Septius, (schepenacte van Oss, 16 Jan. 1634), was in 1621 president van het Bosch-college te Leuven. In 1623 werd hij pastoor te Oss, als opvolger van Jos. Brouwers (dl. VIII, kol. 225).
Toen in 1629 de pastoors in de Meijerij van 's Hertogenbosch hun kerken aan de predikanten moesten afstaan, weigerde Septius hardnekkig de sleutels der kerk over te geven en werd, om zijn tegenstand, in 1633 te 's Hertogenbosch gekerkerd, waar hij 15 maanden op de gevangenpoort doorbracht.
In Oss teruggekeerd bleef hij, tot den vrede van Munster, in het bezit der kerk. Hij overleed in 1649 (zie Schutjes, Gesch. Bisd. 's Hert. dl. V, pag. 448, en W. Meindersma, Pogingen tot invoer der hervorming in de Meijerij in 1629-1633, in Taxandria, jg. 17).
In een schepenacte van Oss, van 3 Febr. 1634 wordt genoemd een zuster van Matthias Septius, Cathelina, volgens een kantteekening gehuwd met Jan Peeters. 19 Jan. 1677 huwde te Oss een Cathelina Septius, weduwe van Hendr. Gerrits van Duijfhuissen, met Jan de Reuver, weduwnaar, oud pres.-schepen van Macharen. In een acte van 1 April 1681 wordt zij genoemd als overleden.
Cunen