teederheid een madonna heeft geschilderd. Van dezelfde hand was het gelaat van St. Ignatius op een stuk van Seghers, dat in 1718 door de vlammen verteerd werd. De faam van den kunstlie ven den broeder verspreidde zich weldra in den vreemde; de keizer van het Duitsche Rijk, de koning van Spanje, de groote keurvorst Frederik Willem, gehuwd met Louise Henriette van Nassau, wedijverden om een of ander meesterstukje van Seghers machtig te worden. Seghers vereerde Frederik Hendrik een schilderij, een bloemruiker voorstellende in een glas, waarom kruipende insecten zich bewegen. Frederik Hendrik zond op zijn beurt een zeer eigenaardig geschenk aan den ‘bloemschepper onder God’. In dank voor den heerlijken bloemruiker schonk hij hem een zwaar gouden kruis, waaraan een rozenkrans gehecht was van tien geëmailleerde gouden kralen, oranjeappelen verbeeldende en.... voor elken oranjeappel, zegt men, dien Seghers voor den Prins schilderen zou, kreeg hij verlof, om een priester zijner orde, onder oogluiking, op het gebied der Vereenigde Provinciën te brengen.
Vondel, in 1651 op reis naar België, bezocht den broeder schilder in zijn werkplaats te Antwerpen en schreef met een stuk houtskool op den witten muur de volgende regels:
De geest van Seghers is een Bij, Waer op de Nederlanders roemen: Zij zuight haer honighleckernij En geur uit allerhande bloemen.
Een Bij quam op zijn schilderij En geur en kleuren aengevlogen En riep: Natuer vergeef het mij Dat bloempenseel heeft mij bedrogen.
En in zijn Bespiegelingen van Godt en Godsdienst vergelijkt neerlands grootste dichter Segher's kleurenpracht met de rijke verscheidenheid der schepping. Na den dood van Frederik Hendrik ontving Amalia van Solms op eigen verzoek twee bloemtafereelen van den antwerpschen Jezuïet. Zij deed den kunstenaar met een brief van dankzegging een gouden palet, 6 gouden penseelen en een gouden geëmailleerden schilderstok ter hand stellen, waarvan het uiteinde een gouden doodshoofd droeg met een lauwer gekroond, als zinnebeeld der onvergankelijkheid en der overwinning op den dood. De kunstig-korte Huygens bezong den ‘gouden maelstock’ en het ‘gelaurierde doodshooft ten einde van denselven stock’. Merkwaardig is wat C. Kramm in De levens der kunstschilders blz. 1509 over de werkzaamheid van onzen bloemschilder mededeelt: ‘Als een bijzonderheid, die niet algemeen bekend is, - zoo schrijft hij - moet ik verder hier opteekenen, dat er een verzameling teekeningen van dezen meester bestaat, die voor de geschiedenis van den tulpenhandel een der krachtigste bewijsstukken is van de dwaasheid van dien tijd. In den catalogus van P. Wouters, Chanoine de St. Omer, à Lierre en Brabant, Brux. 1797 komt op blz. 305 voor: ‘Collection de fleurs, les plus belles et les plus rares du temps, peintes a gouache d'après nature, par le fameux Daniël Seghers, sur 105 feuilles’. Sinds 1658 leed S. aan een slepende ziekte, waaraan hij in 1661 bezweek.
Schilderijen van zijn hand, meestal bloemenen vruchten-slingers of kransen, met een portret of heilige in het midden, vindt men o.a. in musea en kerken te Amsterdam, Antwerpen, Berlijn, Brunswijk, Brussel, Dresden, Stockholm, Weenen.
Zijn portret is door Jan Lievens geschilderd en gegraveerd door P. de Jode, door P. Pontius naar J. Lievens, door J. Houbraken en R. Collin; ge-