in hooger beroep en wendde zich tot de rechtbank te Tongeren, die hem 10 Nov. geheel vrijsprak en het vonnis der rechtbank te Roermond vernietigde. In 1837 stelde hij de Novene in, die nog altijd zoo vele goede vruchten oplevert. 3 Aug. 1854 werd hij ter gelegenheid van zijn 25 jarig jubilé als pastoor tot geheim kamerheer van zijn Heiligheid den Paus benoemd en den 10. Febr. 1859 tot kanunnik; hij volgde ook in genoemd jaar den Hoog Eerw. Heer Oomen als proost van het kapittel der roermondsche kathedraal op. Tevens was hij Judex-Synodalis. Door zijn toedoen werd het gasthuis St. Jozef opgericht, waarvan de opening 1 Juli 1861 plaats had. Ook was hij een groot weldoener der huisarmen. Zijn plechtige begrafenis had Vrijdag 8 April 1870 plaats. Alle corporatiën der stad waren vertegenwoordigd, ook de Protestanten en Israëlieten hadden hun afgevaardigde ter bijwoning der begrafenis-ceremonie gezonden. De H. Mis werd gecelebreerd door mgr. Joannes Paredis bisschop van Roermond, terwijl T.J. Ariens pastoor te Valkenburg (L.) de lijkrede hield.
Zie: zijn necrologie in het Venloosch weekblad van 9 April 1870; H. Uyttenbroeck, De Straten te Venlo, 30, 99; H. Op de Laack, De Missie van Pater Bernard te Venlo; dez., De H. Kruisplanting aan Genooi; dez., Twee gevolgen der H. Kruisplantingsprocessie van 1836 in Nieuwe Venlosche Courant van 2, 16 en Maart 1918; M. Hub. H. Michels, Geschiedenis van de Loretto-kapel te Genooi, 84-86, waar het portret van den deken is afgebeeld; dez., Levensbeschrijving van Mgr. Carolus Theodorus Schrijnen, pastoor-deken te Venlo, handschrift in bezit van Dionysius Schrijnen te Venlo; dez., Genealogie der familie Schrijnen, hand schrift in bezit van denzelfde; Stadsarchief van Venlo no. 1486.
Verzijl