[Schlutter, Victoria]
SCHLUTTER (Victoria), abdis der cisterciënserabdij Valduc of Hertogendal, geb. te Stockheim, Hannover, 19 Febr. 1733, overleed in haar abdij te Hamme-Mille (Brabant) 21 Dec. 1795. Haar ouders, behoorende tot een deftige luthersche familie, waren reeds overleden, toen zij slechts 4 jaar oud was. Zij verhuisde naar Maastricht, waar haar oom zich met haar opvoeding belastte. Hier leerde zij den katholieken godsdienst kennen en werd daarin onderricht door een der paters Preekheeren. Toen haar oom bemerkte, dat zij overhelde naar de katholieke leer, wilde hij dit beletten. Eerst beproefde hij het met zachte middelen en toen deze niets baatten, trad hij streng op. Hierop verliet zij het huis van haar bloedverwant en Maastricht en vluchtte in de Kempen bij den graaf van Westerloo, waar zij op 17-jarigen leeftijd overging tot de katholieke kerk. Na enkele jaren zag zij reeds de ijdelheid van de wereld in en begaf zij zich in het cistercïenserklooster Valduc, waar zij 1756 de kloostergeloften aflegde. Zij was werkzaam als kosteres maar vooral als bestuurster der armenschool die zij (had opgericht. Bij de keuze voor een nieuwe abdis 23 Juni 1788 verkreeg zij, niettegen-staande de regeeringscommissarissen vóór de keuze uitdrukkelijk hadden verklaard, dat het stemmen op zusters, niet-geboren-onderdanen van den Keizer, vruchteloos was, nog drie eerste en drie tweede stemmen. Zij werd benoemd door keizer Josef II, vooral om haar verdiensten in de school, 1 Oct. 1788. Haar bestuur was een tijdperk van onderlingen vrede en eendracht onder de zusters, maar viel in zeer onrustige tijden, de brabantsche en fransche revolutie. Zij moest 1792 voor de benden der Franschen met de zusters naar Leuven vluchten, in haar vluchthuis. Opnieuw in 1794 moesten zij de vlucht nemen voor de woeste troepen en ongekend zware oorlogslasten opbrengen. In Oct. 1795 konden zij voor de in aantocht zijnde revolutiebenden niet meer op de vlucht gaan. Drie
dagen zat de abdis met haar medezusters verborgen in een kelder. Zij bevonden bij den aftocht der troepen, dat bijna alles geplunderd of vernield was. De dood kwam aan de abdis het leed sparen van verjaging uit haar abdij en van den verkoop en afbraak van alles, wat haar dierhaar was.
Haar portret in olieverf, een kniestuk, geschilderd door den bekenden Jacquin, 1793, bevindt zich in de collectie van den heer de Munter te Leuven en is afgebeeld in het werkje van Lavalleye.
Zie: E. van Even, La dernière abbesse de Valduc in Messager des sciences historiques (Gand 1880), 335-350; J. Lavalleye, Histoire de l'abbaye de Valduc (Brux. 1926), 149-158; gedrukte overlijdenaankondiging.
Fruytier