[Schenck van Nydeggen, Jan]
SCHENCK VAN NYDEGGEN (Jan), heer van Walbeck, overl. te Middelaer 24 Mei 1491, begr. te St. Agatha bij Cuyck, zoon van Hendrik (2) (zie hiervoor) en van Aleidis van Hertefeld, kreeg 1 Mei 1444 van hertog Arnold van Gelder voor 5000 rijnsche guldens slot en heerlijkheid Middelaer met tol en toebehooren in pand, welk pandschap 28 April 1474 door Karel den Stoute van Bourgondië bevestigd werd. In 1468 streed hij in den slag van Straelen aan de zijde van hertog Adolf van Gelder tegen Johan hertog van Cleef. In 1477 werd hij door dezen naar den Magistraat van Venlo gezonden om wegens een aangelegenheid te onderhandelen. Hij maakte aan deze ook een einde en bracht den hertog 1000 rijnsche guldens over, welker ontvangst deze met een oorkonde van 31 Maart 1477 bevestigde; 29 Sept. 1483 verwierven hij en zijn gemalin het huis Westerholt te Drueten van hun zwager en broeder Willem van Schoenauwen. De koopsom bedroeg 933 rijnsche guldens en 18 stuivers en een jaarrente van 25 gulden, welke na Willems dood aan zijn zoon Otto met 185 gulden 20 stuivers afgelost kon worden. Zijn echtgenoote Irmgard van Schonauwen schonk hem de volgende kinderen: Otto, heer van Walbeck, drost te Wachtendonck en Gelder, stichter der linie van Walbeck, Vorst en Horst (overl. 14 April 1518, begr. in de parochiekerk van Wachtendonck, was gehuwd met een dochter van Alard van Goer tot Kaldenbroeck); Arnold (1), stichter der linie Hillenrade (zie eigen artikel hiervoor); Lijffard, overl. 29 Aug. 1484, huwde met Christoffel van Wylich, heer van Grubbenvorst en drost van Gennep.
Zie: H. Ferber, Geschichte der Familie Schenck van Nydeggen; M.J. Janssen, De pandheeren en drosten van Middelaer in Maasgouw (1900), 45; dez., Grafzerken in de kloosterkerk te St. Agatha bij Cuyck in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XLII (1900), 139, 141-142.
Verzijl