[Schellingwou, Antonius]
SCHELLINGWOU (Antonius), of Schellingwoudt, geneesheer en priester, geb. te Amsterdam 1602, oudste zoon van Petrus S. (Protestant en lid van het consistorie), overleed als pastoor der R.-K. statie op de Brouwersgracht in zijn geboortestad 25 Aug. 1651. Antonius Petri Schellingwoude van Amsterdam werd 28 Febr. 1624 ingeschreven als student in de medicijnen te Leiden. Door den in vloed zijner tante, Elisabeth Verwer, geestelijke maagd in den Hoek te Haarlem, die haar zuster met haar kinderen tot den katholieken godsdienst had gebracht, werd de doctor priester; ‘ex corporum medico, animarum medicum evadens’ (Batavia sacra II, 409), De vader wist niets van het priesterschap van zijn zoon. 1631 werd Ant. Schellingwoude bestemd om pastoor te worden te Monnikendam, doch daaraan werd geen gevolg gegeven. 1638 werkte hij als priester in Amsterdam; 1643 was hij als missionaris te Ilpendam en ondervond er vele moeilijkheden met de onderling verdeelde parochianen. 1645 was hij uit Ilpendam vertrokken naar zijn geboortestad, waar hij de steun was der vervolgde Katholieken. Hij was de raadsman van Godefridus Vlietius, chirurgijn, die door zijn aanmoediging priester werd en later pastoor was te Schiedam. Hij overleed vroegtijdig op den Haarlemmerdijk en werd in de Oude Kerk begraven 29 Aug. 1651.
Muller, Beschr. catalogus van 7000 portretten van Nederlanders vermeldt als no. 4767a zijn portret, waarvan de Bat. Sacr. het onderschrift geeft. Zijn portret is gegraveerd door J. Matham en door W. van der Laegh, beide naar B. Bremberg.
In de relatie van de la Torre, 1656 (Archief Utr. XI, 138), wordt als priester vermeld te Amsterdam Henricus Schellinckwoud, baccalaureus in de theologie. Hij was waarschijnlijk een bloedverwant van Antonius. Hij werd, overleden 31 Dec. op de Prinsengracht, 5 Jan. 1654 begraven in de Oude kerk. Het Necroloog in De Katholiek, noe nt hem: Henr. Schelingwerve S.T.B. Hij bediende de statie te Outewaal. De Bal. Sacr. II, 412 geeft alleen zijn naam met datum van overlijden.
Zie: Balavia Sacra II, 205, 409; Bijdragen bisdom Haarlem VII, 158, 168, XVII, 86, 274, XVIII, 215, XXX, 168-172; Archief aartsbisdom Utrecht II, 129, XII, 417; De Katholiek (1871) LX, 338.
Fruytier