1793 in Brabant en Vlaanderen, 1793 beleg van Maastricht, 1794 in Brabant en Vlaanderen; 1796 aan den Rijn, 1797 geëmbarkeerd op de reede van Texel, 1799 tegen de Engelschen in Noord Holland, 1808 in Duitschland. De rang van kolonel als chef stal werd hem als bijzondere onderscheiding wegens zijn verdiensten verleend. Hij huwde in den Briel 26 Nov. 1797 Johanna Maria Magdalena Catharina Nissaeus, gedoopt te Biebrich aan den Rijn 10 Sept. 1774, gest. te Utrecht 20 Dec. 1854, dochter van H.W. Nissaeus (dl. VIII, kol. 1225) en Jeannette Maria Sophia Herber. Van de 7 kinderen uit dit huwelijk werden slechts twee zoons volwassen: de oudste, Johann Carl Friedrich Heinrich v.R., geb. te 's Gravenhage 9, ged. 16 Nov. 1800, stierf, ongehuwd, als kapt. 2e kl. te Nijmegen 9 Sept. 1848; wegens zijn krijgsverrichtingen gedurende den Tiendaagschen veldtocht benoemd tot ridder M.W.O. 4e kl. (K.B. 29 Juli 1831, no. 73), schrijver eener familie-geschiedenis en autobiographie (zie de beneden te noemen Genealogie); en Johan Frederik Emilius v.R., die volgt.
Zijn adel werd erkend bij bescheid van het Ministerie van Buitenl. Zaken van het Groothertogdom Mecklenburg-Schwerin, d.d. Schwerin 8 Juni 1861. Hij schreef een Biographie van zijn vader (zie Genealogie).
Zijn miniatuur-portret en dat zijner echtgenoote bevinden zich in het Familie-Archief.
Zie over zijn vader: Polit. Correspondenz Friedrichs des Grossen XVI, 9629, 9776 en 9961; Vivat's Encycl. i.v.; over het geheele geslacht: L.S.A.M.v. Römer, Genealogie van het Geslacht von Römer, voerende gedeeld van goud en sabel, met een linker arm, bekleed van het een in het ander, komend uit een wolk in linker bovenhoek, hebbende in de vleeschkl. hand een zilveren roemer I (gedrukt te Soerakarta, Siang Hak, 1926), II en vlg. in bewerking (niet in den handel).
von Römer