[Rollema, Tjomme Wybes]
ROLLEMA (Tjomme Wybes), omstreeks 1528 te Sneek geb., overl. waarschijnlijk omstr. 1582. Van zijn geslacht, dat tot de edelen werd gerekend, is weinig bekend, misschien was de familie afkomstig uit Aegum in Idaarderadeel, waar een plaats den naam Rollema draagt.
Tjomme, zoon van Wybe, was een neef van Joachim Hopperus en bevriend met Viglius van Aytta. In 1555 was hij olderman in Sneek en was namens Friesland te Brussel tegenwoordig, toen Karel V op 25 Oct. 1555 de regeering aan zijn zoon overdroeg.
Wegens een geschil met Nikolaas de Castro, bisschop van Middelburg, en den vicaris Johan van Stryen, kwam R. naar Zeeland; hij werd omstr. 1565 in plaats van Pieter Haeck door den graaf tot baljuw van Middelburg aangesteld. Aanvankelijk behoorde hij waarschijnlijk tot het Verbond der edelen (zie te Water, III, 263) maar, toen in Maart 1567 Jan van Marnix, heer van Tholouse, en Pieter Haeck Walcheren poogden te overrompelen, verliet hij de zijde van den Prins, en liet niets onbeproefd om den inval te verijdelen. Toch werd zijn trouw aan den Koning verdacht, daar men meende, dat hij niet streng genoeg tegen de beeldstormers, 22 Aug. 1566, was opgetreden (vgl. J. van Vloten, Onderzoek naar de Middelburgsche beroerten enz., Utrecht 1873). Hij werd in Maart 1569 in hechtenis genomen en te Brussel in de gevangenis Treurenburg opgesloten, maar kwam in 1570 in ruimer gevangenschap op het stadhuis te Brussel. In 1571 werd hij, vooral op voorspraak van Viglius, ontslagen, doch verbannen uit Holland, Zeeland en Friesland. Zijn vrouw, Anna Smits of Smit, bleef te Middelburg, waar zij in haar ruime woning, waarschijnlijk het z.g. Duitsche huis, veel krijgsvolk moest herbergen, o.a. den graaf Jeronimo de Lodron. R. vertrok met haar naar Emden en koos nu spoedig openlijk de partij der vrijheidzoekende Friezen. In naam van den Prins deed hij een inval in dat gewest en ontnam aan de kloosters hun kostbaarheden ten bate der algemeene zaak. In Mei 1575 werd hij weer benoemd tot baljuw van Middelburg, doch vroeg in Febr. 1577 ontslag; hij werd door den Prins in plaats van Mr. Pieter de Rycke tot baljuw van Vlissingen aangesteld.
Zie: Nagtglas, Levensber. van Zeeuwen II, 537.
Versprille