beurtenissen van het jaar 1813 verhinderden hem bezit te nemen van zijn zetel. Na den val van het keizerrijk keerde hij naar zijn vaderland terug. Gedurende de blokkade van Maastricht door de geallieerde troepen bevond hij zich te Meerssen.
Hij beoefende de geschiedenis en de dichtkunst en is de schrijver van het volgende werk: Omstandig detail van de electie door den deken en capittel van St. Servaaskerke gedaan op den 22 December 1783 in den persoon van Arnold Franc. Roemers tot pastor van St. Jacobskerke binnen deze stad Maastrigt enz. (J.F. van Gulpen, Maastricht 1784, kl. 4o, 36 blz., behalve de rechterlijke stukken die 44 blz. hevatten). Bij gelegenheid der geboorte van den Koning van Rome vervaardigde hij een latijnsch gedicht getiteld: Poëma patriae sacrum mense martii anni millesimi octingentesimi undecimi (Trajecti ad mosam typis Lamberti Theodori Nypels natu majoris, kl. 4o, 36 blz., 615 verzen).
Hij was 11 Mei 1777 met Anna Maria Nivar (overl. te Maastricht 7 Maart 1780) gehuwd. Zijn zoon Pierre François Charles Roemers (geb. te Maastricht 28 Febr. 1780) huwde aldaar 5 Oct. 1809 Maria Agatha Jacoba de Lenarts (geb. 19 Febr. 1783, overl. 23 Sept. 1862, begr. te Meerssen); hij overl. als burgemeester van Meerssen 16 Dec. 1845.
Het portret van Ch.C. Roemers, geschilderd door een onbekend kunstenaar, bevond zich in 1872 op het kasteel van Meerssen.
Zie: G. Stas, Notice biographique du jurisconsulte maestrichtois Charles Clément Roemers in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg IX (1872), 217-232; dez., Encore un mot sur le jurisconsulte Roemers in dezelfde Public. IX (1872), 290-95; F.L.J. Dumoulin, Appendice a la notice biographique du jurisconsulte maestrichtois Charles Clément Roemers in Public. (1875), 494-497; H.P.H. Eversen, Une accusation contre le représentant Charles Clément Roemers in Maasgouw (1882), 643-644; A.J. Flament, Burgerlijke overheden en leden der rechtbank die op den 2den Pluviose an IV (22 Januari 1798) den eed van haat aan het Koningschap hebben afgelegd, met bijzonderheden omtrent eenigen hunner, in Maasgouw (1885), 1074-1076; verder Maasgouw (1885), 1047, 1084, 1108, (1905), 37; over zijn grafsteen en dien van zijn zoon: Public. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XVI (1879), 291-292; Verdedigingsschrift van Charles Clément Roemers van zijn gedrag gedurende het fransche bewind in Maasgouw (1897), 9 e.v.
Verzijl