[Röell Van Hazerswoude, Mr. Willem baron]
RÖELL VAN HAZERSWOUDE (Mr. Willem baron), geb. te Amsterdam 7 April 1793, overl. aldaar 12 Maart 1841, was de oudste zoon van Mr. W.F. baron Röell (die voorgaat) en S.J. Hop. Hij studeerde eerst aan het athenaeum te Amsterdam van 1811 tot 1812 en werd als student aan de leidsche universiteit ingeschreven 30 Maart 1812. Hij promoveerde aldaar in de rechten 24 Oct. 1814 op een dissertatie getiteld De jure bellum faciendi, pacemque et foedera pangendi, summo imperanti tribuendo.
Hij werd advocaat te Amsterdam, in 1821 secretaris van de Nederlandsche Bank en in Mei 1828 een der directeuren van die instelling. Hij werd in 1825 secretaris van de Vereeniging tot aanmoediging van den gewapenden dienst. Hij werd Juli 1837 door de Provinciale staten van Holland tot lid der Tweede Kamer gekozen. Op 10 Oct. 1840 werd hij als lid voor Noord-Holland aangewezen.
Voor zijn vroegtijdigen dood heeft hij de aanteekeningen zijns vaders over diens verblijf van Nov. 1809 tot April 1810 met koning Lodewijk te Parijs, welke slechts gedeeltelijk door dezen bewerkt waren, voor den druk gereed gemaakt. Dit werk is getiteld: Verslag van hetgeen, ter gelegenheid van het verblijf des Konings van Holland te Parijs, in de laatste maanden van den jare 1809, en in de eerste maanden van den jare 1810, mitsgaders op deszelfs reize derwaarts, is voorgevallen, door Mr. Willem Frederik Röell, benevens aanhangsel en bescheiden handelende over een eventueele verdediging der hoofdstad in 1810, medegedeeld door Mr. W. Röell, heer van Hazerswoude (Amst. 1837).
Röell huwde 26 Oct. 1814 Cornelia Catharina Hodshon, geb. 28 Dec. 1794, overl. 28 Nov. 1871, bij wie hij 3 zonen en 5 dochters had.
Ramaer