[Rhenferd, Jacob]
RHENFERD (Jacob), geb. 15 Aug. 1654 te Mülheim in Duitschland, overl. 7 Nov. 1712 te Franeker.
In 1673 kwam hij als vluchteling voor de Franschen te Groningen aan, waar hij student in de theologie werd. Hij was hier leerling van Jacob Alting. Om zich in het rabbinisme te bekwamen zocht hij omgang met geleerde Joden. Dat hij belangstelling had voor de kabbalistiek bewijst zijn Disputatio de Stilo Apocalypseos Cabbalistico (1679). In 1682 werd hij hoogleeraar in de oostersche talen aan de universiteit te Franeker. Een groot gedeelte van zijn onderwijs besteedde hij aan de behandeling van het rabbinisme. Behalve in Hebreeuwsch gaf hij colleges in ‘Chaldeeuwsch’, zooals men toen het Arameesch noemde, in Syrisch en Arabisch. Een aantal academische disputaties, meest over oud- en nieuw-testamentische onderwerpen, die hij door zijn leerlingen liet verdedigen, zijn in 1722 door David Mill uitgegeven.
Belangrijk zijn Rhenferd's geschriften over het Phoenicisch en het Palmyreensch, n.l. Periculum Palmyrenum (1704) en Periculum Phoenicium (1706). Men ziet uit het voorgaande dat hij met zijn studie het geheele terrein der semietische linguistiek bestreek. Dit blijkt ook uit zijn niet voltooide Rudimenta grammaticae harmonicae linguarum orientalium.
Behalve met philologische en archaeologische onderwerpen hield hij zich ook met zuiver theologische kwesties bezig.
Zijn portret, geschilderd door H. de Valk, bevindt zich in het stadhuis te Franeker; zijn portret is gegraveerd in zwarte kunst door P. Aeneae.
Zie: W.B.S. Boeles, Frieslands Hoogeschool en het Rijks Athenaeum te Franeker II (1889), 300 vlg., hier vindt men Rhenferd's geschriften vermeld; J. Nat, De studie van de Oostersche talen in Nederland in de 18e en de 19e eeuw (1929), 27 vlg.
Nat