[Raet, Leopoldus Franciscus de]
RAET (Leopoldus Franciscus de), ged. te Boxmeer 9 Mei 1716, overl. aldaar 4 Mei 1797, zoon van Willem en van Cornelia Margaretha Sam. Hij volgde zijn varter als heer van de Wijer en drost van de vrije heerlijkheden Boxmeer, St. Anthonis en Sambeek op; hij was ook geheimraad van den vorst van Hohenzollern-Sigmaringen, dien hij te Frankfort vertegenwoordigde bij de kroning van keizer Leopold II; hofraad van den keurvorst van Keulen en oppermomboir der weduwen-en-weezenkamer. Hij is met zijn echtgenoote betrokken in eenige avonturen met Jan Baptist van Hohenzolern-Sigmaringen, bijgenaamd den Dollen Graaf, heer van Boxmeer. Hij was te Anholt 25 Aug. 1743 gehuwd met Dorothea Ludovica Mahler (geb. te Anholt 29 Mei 1722 en overl. te Boxmeer 18 Febr. 1786), dochter van Jan Frans, drost te Anholt, en van Maria Magdalena Zum Kley. Haar buitengewone schoonheid werd door haar tijdgenooten ten zeerste bewonderd; zij wordt bezongen door Stanislaus van Cooth, medicinae doctor te Boxmeer, in een gedicht.
Uit zijn huwelijk werden te Boxmeer acht kinderen geboren, o.a. jhr. Joannes Baptista Franciscus Wilhelmus, geb. 22 Aug. 1744, overl. 2 Aug. 1825, heer van de Wijer, laatste geheimraad en drost te Boxmeer; hij was te Utrecht 12 Mei 1767 tot doctor in de beide rechten gepromoveerd op een dissertatie De inofficioso testamento; hij werd bij organiek besluit van 28 Aug. 1814 in de ridderschap van Noord-Brabant geadmitteerd; Willem Oswald Leopold, geb. 8 April 1752, overl. 1 Juni 1819, promoveerde te Rome tot doctor in de godgeleerdheid en was kanunnik te Xanten; Rutgerus Philippus, geb. 25 Aug. 1754, overl. 14 Juli 1809, was raadsheer van den vorst van Hohenzollern-Sigmaringen.
Zie: A.F. van Beurden, Chroniek van Boxmeer van af het jaar 1269 tot 1889, 34, 38; dez., De familie de Raet (achter genoemde chroniek), 62-64; dez., Aanteekeningen over Boxmeersche geslachten in Limburg's Jaarboek (1897), 308-309; A.F.O. van Sasse van Ysselt, Het huis de Wijer in Taxandria V (1898), 309-314; dez., Het kasteel van Boxmeer in Taxandria VI (1899), 128-130, 133, 172; W.J. d' Ablaing van Giessenburg, De Bidderschappen in het koninkrijk der Nederlanden, 42; J.B. Rietstap, De Wapens van den Nederlandschen adel, 180.
Verzijl