[Praet, Frans Josef]
PRAET (Frans Josef), geb. te Brussel, overleed te Utrecht 24 Mei 1758. Hij studeerde te Leuven en behaalde den graad van licentiaat in de theologie. Hij bezat een kapelanie of beneficie van Sint Genoveva in de kerk Sint Goedele te Brussel, welke hij behield als onderpastoor van Sint Rombauts te Mechelen.Toen 1713 de pastoor van Waalhem tot secretaris werd benoemd van het aartsbisdom, werd hij opgevolgd door Fr. Praet, 16 Dec. 1714, die hem zijn kapelanie te Brussel afstond. Pastoor Praet was een der zoogen. oud-katholieke priesters, welke door de weigering van gehoorzaamheid aan de uitspraken van Rome vele moeilijkheden veroorzaakten. 1718 weigerde Praet de bulle Unigenitus aan te nemen. Tot driemaal toe werd hij gedagvaard voor het geestelijk gerechtshof van den aartsbisschop, die besloten was een einde te maken aan het verzet. Praet, geen uitkomst ziende, vluchtte naar Holland, 1 of 3 Mei 1729. Hij werd geëxcommuniceerd en vervallen verklaard van zijn pastorij, 28 Sept. 1730. In Holland ontmoette hij zijn gevluchten partijgenoot, Willem van Roost, plebaan der Sint Rombautskerk te Mechelen. 1731 werd hij toegelaten door den stedelijken raad van Amsterdam als assistent der statie op de Brouwersgracht. 1732 werd hij pastoor in de statie ‘Op de Camp’ te Utrecht, waar hij bleef tot zijn dood. Hij gaf enkele vlugschriften uit zonder zijn naam, ter verdediging zijner partij.
Zie: G. van Caster, Notice hist. sur Waelhem in Bull. cercle archéol. de Malines II (1891), 19; Archief aartsb. Utrecht I, 448.
Fruytier