Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

[Pieck, Jacob]

PIECK (Jacob), heer van IJzendoorn, overl. te Tiel 29 Juni 1570, aldaar begraven, zoon van Herman P. heer van Enspiek 1488, ambtman van Tieler- en Bommelerwaarden 1494 en 1495 en van Johanna van Wena van Giessenburg, werd in 1516 met goed te Buren beleend, bezegelde in 1538 nit het kwartier van Nijmegen het tractaat, waarbij Willem van Cleef tot opvolger van hertog Karel werd aangenomen, was in 1539 als gedeputeerde uit de Nederbetuwe op den Landdag en werd door dezen in 1541 naar den Rijksdag te Regensburg gezonden. 22 Maart 1545 werd hij tot Raad in het Hof van Gelder aangesteld, welk ambt hij met eere bekleedde, want in het laatst, van 1563 getuigde het Hof van hem, dat hij in de land- en stadrechten en oude gebruiken en costumen zoo wel ervaren was, dat men, indien hij als Raad zou aftreden, zijns gelijke niet zou weten te bekomen. Dit in aanmerking genomen en ook wegens zijn hooge jaren, kreeg hij vergun-

[p. 803]

ning, om met behoud van zijn plaats in het Hof, te Tiel te mogen wonen. Als inwoner dezer plaats was hij 14 Oct. 1566 tegenwoordig bij het toen gesloten verdrag tusschen de regeering en de burgers en gaf 5 Juli 1568 hierover een verklaring. Hij komt op de eerste riddercedul van Nijmegen voor, deelde in 1548 met zijn kinderen, procedeerde 1551-53 voor het leengerecht tegen Johan van Zoelen over het Hooge Huis te Beesd en andere leengoederen door Arend Pieck van Asperen nagelaten. Als pandheer van ¾ van het ambt van Maas en Waal, presenteerde hij in 1565 tot ambtman zijn schoonzoon Johan Mom, die niettegenstaande den tegenstand der Ridderschap door het Hof werd aangenomen. Hij was gehuwd met Maria van Balveren, dochter van Zeger en Mechteld van Riemsdijck, vrouwe van IJzendoorn en Dreumel, beleend 1535, en hertrouwde in 1542 met Hermanna van der Hovelich. Uit het eerste huwelljk: Herman, heer van IJzendoorn, daarmede beleend 1545 en 1546, heer van de helft van Dreumel, daarmede beleend 1545, op de riddercedul van Nijmegen 1555, overl. 1561, huwde met Barbara van Middachten, welke met Arnt de Cocq van Opijnen hertrouwde, dochter van Antonie, heer van Middachten en van Anna van Arnhem; Jelis (die volgt); Anna, huwde volgens huw. contr. 27 Maart 1560 Johan Mom, heer van Kemmena, op de riddercedul van Nijmegen 1570 en 1575, ambtman van Maas en Waal 1565, vermoord 1575, zoon van Frederik en van Johanna van de Poll; Nicolaas of Claas, heer van Zuilichem en het Hooge Huis, ambtman van Beesd en Renooi, drost van Leerdam, in de ridderschap van Nijmegen 1555-1586, overl. 1591, huwde 1553 Wilhelmina van Doerne, dochter van Gijsbert en Magdalena van Buchel, vrouwe van Beesd, Zuilichem en de ambtmannie van Beesd en Renooi, hertrouwde Gertruid Cloeck, dochter van Cracht en Geertruid van Brakel; Seger, edelman van den graaf van Cuilenborg; Isabella, huwde Johan Schenck van Nydeggen, drost van Middelaer, en hertrouwde met Steven van Rossum, heer van Poederoijen en Nyveld, zoon van Jan en Odilia van Zuylen van Nyveld; zij erfde Zuilichem en het Hooge Huis te Beesd van haar broeder Claas, daarmee beleend 1591, verkocht Zuilichem aan Dirk Pieck van Tienhoven en overleed kinderloos in 1592.

Zie: W. de Haas, Het geslacht Pieck in Heraldieke Bibliotheek IV (1881), 161-164; W.J. d' Ablaing van Giessenburg, De Ridderschap van het Kwarlier van Nijmegen, 22, 88, 92.

Verzijl