[Petersheim, Margaretha van]
PETERSHE(I)M (Margaretha van), abdis van Thorn 1304-37, overl. na 26 Oct. 1337, dochter van Willem (2) (die volgt) en nicht van haar voorgangster als abdis, Guda van Renneberg (1273-1304). Zij is vermoedelijk dezelfde persoon als Margaretha van P., die in 1284 vermeld wordt als religieuse in de abdij Hocht. Zij werd in 1304 tot abdis van Thorn gekozen, vroeg 7 Juni 1310 aan paus Clemens V verlof, na hem de levenswijze, den regel en de kleeding der kloostervrouwen te hebben beschreven, om het zwarte bovenkleed te kunnen afleggen en door een van andere kleur te vervangen, ten einde niet als reguliere kloosterlingen te, worden aangezien; 20 Maart 1310 kwam zij in twist met eenige kanunniken, die niet resideerden; 9 Mei 1310 richtte zij zich tot den bisschop Theobaldus van Luik, met het verzoek om in de parochiale kerk van St. Geertruidenberg een collegie met een zeker getal kanunniken, deken en scholaster in te, stellen, welke kanunniken 9 Juni 1311 verklaarden afhankelijk te zijn van de abdij Thorn en verplicht jaarlijks te Thorn zekere diensten te verrichten. In 1314 kwam zij in twist met Gerard heer van Horn en diens zaakgelastigde Godfried Slaterbeeck; deze hadden geweld, moord en roof gepleegd op personen en goederen der abdij, een feit waartegen de synodale statuten van Luik, te Thorn van kracht, den kerkelijken ban, ipso facto en zonder voorafgaand vonnis uitspraken. Den 13 Febr. 1316 verhief zij de kerken van Ginneken, Princenhage, Etten en Bavel tot onafhankelijke parochiën; 12 Mei 1320 nam zij met haar kapittel een besluit over de residentie der kanunniken. 30 Juli 1320 had er een akte van vergelijk en van verzoening, wegens roof en manslag, tusschen Gerard heer van Horn en de abdis plaats. 5 Juni 1329 stichtte zij een vijfde kanunniksprebende in de collegiale kerk van Thorn en 26 Oct. 1337 een altaar ter eere van den H. Matthias, apostel, en van alle geloovige zielen.
Zie: M.J. Wolters, Notice historique sur l'ancien chapıtre impérial de chanoinnesses à Thorn (Gand 1850), 18, 19, 73, 111-112; dez., Notice historique sur les anciens seigneurs de Steyn et Pietersheim (Gand 1854), 132-133; Jos. Habets, De archieven van het kapittel der hoogadellijke rijksabdij Thorn I ('s Gravenhage 1889), inleiding XX, XL, XLVIII, LIX, verder blz. 95, 99, 103, 106, 107, 113-119, 122, 140, 147-156, 161-165, 182, 184-187, 199, 205-208; H.J. Allard, De stichting van 't kapittel te Geertruidenberg in Taxandria I (1894), 15-18, 31-32, 38-43; Louis de Crassier, Histoire de la Noble Abbaye Cistercienne de Sainte Agathe à Hocht in Publ. de la soc. his. et arch. dans le Limbourg LXII (1926), 179, 200.
Verzijl