gaf hij een vraagboek uit, getiteld Christelijk Onderwijs, volgens den leiddraad van het Kort Begrip. Hij was een vriend van de klassieke letterkunde, en daarin niet onervaren. Zijn wankele gezondheid noodzaakte hem op 61-jarigen leeftijd emeritaat aan te vragen, dat hem met het einde van 1849 verleend werd. Hij was gehuwd met Adriana Catharina Mackaij, geb. 25 Mei 1790, overl. 1 Maart 1831, voor wie hij een latijnsch grafschrift maakte. Al zijn vijf zoons werden door hem tot de studie opgeleid. Zijn zoon Hugo (ingeschreven als theol. stud. te Groningen 4 Sept. 1832) stierf als theol. cand. Zijn jongste zoon David George, die te Bonn tot doctor in de letteren promoveerde, ligt begraven onder een grafsteen op het Vreemdelingenkerkhof te Venetië. Een andere zoon, Petrus, geb. te Westerlee, werd 7 Sept. 1842 als theol. stud. te Groningen ingeschreven, was zijn vader gedurende 2 jaar in het ambtelijk werk behulpzaam en werd 3 Nov. 1850 als opvolger van Ds. Adriani predikant te Loppersum. Op 27 Juli 1862 bevestigde zijn broeder J. Pennon predikant en superintendent te Weener (O.-Fr.) hem te Westerlee c.a. Van hem verscheen: Rede ter herdenking van het honderdjarig bestaan van het kerkgebouw der Herv. Gemeente te Wester- en Heiligerlee, uitgesproken 20 Mei 1877, met geschiedk. aanteekeningen, waaraan ook deze levensschets is ontleend.
Wumkes