[Pelt, Gerrit of Gerard]
PELT (Gerrit of Gerard), priester, geb. te Utrecht omstreeks 1645 en overleed aldaar na 1720. Hij was 1664 aangenomen in de congregatie van het Oratorie van den kardinaal de Bérulle in België, met Gerardus van Campen van Haarlem, later pastoor te Heemskerk en Weesp, en met Is. van Veen, overl. 1679 als pastoor van Voorburg. De pliesters van het Oratorie werden op bijzondere wijze door de hoofden der hollandsche missie begunstigd. 1676 werd Ger. Pelt benoemd in de statie van Soeterwoude. Uit zijn rijke middelen bouwde hij aldaar een voor dien tijd schoone kerk met priesterwoning. Hij was een ijverig herder, een priester van onberispelijken levenswandel, getuigt de aartsbisschop van Mechelen in 1716, en behoorde tot het Kleine getal der priesters, die zich openlijk durfden verzetten tegen het insluipende Jansenisme. Hij onderteekende 16 Febr. 1701 de akte. van beschuldiging over het invoeren van verdachte en veroordeelde leer en gebruiken in de Missie, onder begunstiging van het hoofd der missie, vicaris P. Codde. In de pamfletten van dien tijd wordt G. Pelt voortdurend door zijn tegenstanders aangevallen. Op zijn ouden dag werd hij bijgestaan door een kapelaan Gijsb. van der Kun. Hij verliet 1720 Soeterwoude, nadat hij eerst gezorgd had, dat een trouw roomsch-katholiek priester hem opvolgde.
Tweemaal was G. Pelt voorgedragen onder de candidaten voor vicaris-apostolicus der missie. Hij keerde weer naar zijn vaderstad Utrecht, waar hij 10 Mei 1723 zijn gouden priesterleest vierde. In de pastorij te Soeterwoude hangt nog zijn geschilderd portret met spreuk: Fidei peltus. Een gedeelte van zijn bibliotheek en een ostensorium volgens den smaak van dien tijd worden nog aldaar als aandenken bewaard.
Zie: Bijdr. bisdom Haarlem I, 202, II, 350, IV, 333, VI, 116, XXVIII, 427-432; Archief aartsb. Utrecht IV, 135, IX, 259, 358, 366; Chronicon congreg. Oratorii Domini Jesu per prov. archiep. Mechl. 1626-1729 (Ins. 1746), 108; Bat.-Sacr. 11, 281.
Fruytier