[Paulus, Mr. Pieter]
PAULUS (Mr. Pieter), geb. te Axel 9 April 1754, overl. in den Haag 17 Mrt. 1796, was de zoon van Joseph Paulus, burgemeester van Axel en Maria de Leege. Hij studeerde eenige jaren te Utrecht, maar is daar nooit als student ingeschreven. Op den leeftijd van 19 jaren schreef hij een werkje over de stadhouderlijke regeering zeer te haren voordeele. Hij verhuisde daarna naar Leiden, waar hij 27 Mei 1774 werd ingeschreven en 12 Dec. 1775 in de rechten promoveerde op een dissertatie getiteld De origine, progressu et solutione nexus foedalis Flandriam inter et Zeelandiam.
Sedert 1781 woonde hij meestal op Pasgeld bij Delft.
Op 18 Oct. 1782 hield hij als advocaat-diaken te 's Gravenhage een rede over armenzorg, die in druk verschenen is.
Hij werd in 1785 benoemd tot raad en advocaatfiscaal bij de admiraliteit van de Maas te Rotterdam. Als zoodanig was hij werkzaam bij het onderzoek naar plichtverzuim bij de mislukking der expeditie van een eskader tot hulp aan de fransche vloot naar Brest tijdens den vierden engelschen oorlog.
Na de beëindiging der geschillen met keizer Jozef II door het verdrag van 1785, waarbij wij o.a. de forten Lillo en Liefkenshoek afstonden, wees hij de middelen aan om de Schelde toch te sluiten, en wel bij het fort Bath.
Hij werd in Febr. 1788 op instigatie van den raadpensionaris van de Spiegel (dl. V, kol. 786) door de algemeene Staten wegens een vertrouwelijken brief aan een patriot te Woerden, die opgevangen was, als raad en advocaat-fiscaal afgezet en ging weder de advocaten-praktijk uitoefenen. Van de Spiegel heeft later erkend, hem onbillijk behandeld te hebben.
In Jan. 1795 was aller oog op hem gevestigd, daar men hem hield voor den eenigen patriot, die het nederlandsche schip van staat in goede richting zou kunnen leiden.
J. Blauw (dl. VIII, kol. 114) en W. Irhoven van Dam, die met het fransche comité de salut public correspondeerden, wenschten dat vanwege Frankrijk een voorloopig bewind van 7 personen benoemd zou worden, waarvan Paulus de eerst benoemde moest zijn. Dit werd afgekeurd, daar men niet al te veel wilde ingrijpen in de nederlandsche toestanden. Het gevolg was, dat Nederland nog drie jaren lang een federalistische republiek is gebleven.
Op 21 Jan. 1795 werd hij lid van den raad en wethouder van Rotterdam, op 26 d.a.v. voor die stad lid der Staten van Holland, en 1 Febr. lid der algemeene Staten. Op 5 Mei werd hij voorzitter der laatstgenoemde. In Mrt. werd hij curator van de leidsche universiteit.
Men besloot in de Staten van Holland dadelijk tot hoofdelijke stemming en voerde een aantal verbeteringen in, maar aan het federalisme viel nog niet te tornen.
Hij was een der 4 leden van de commissie, die belast werd met de onderhandelingen over den vrede met Frankrijk, waartoe de leden van bovengenoemd comité Reubell en Siéyès in den Haag kwamen. De vrede werd aldaar 16 Mei 1795 gesloten; daarbij werden de generaliteitslanden Staats Vlaanderen en de Landen van Overmaze aan Frankrijk afgestaan en tegelijk werd een geheim verdrag gesloten, waarbij wij ons verbonden, 25000 man fransche troepen te voeden en te klee-